De jacht in de kunst ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 overal overgenomen is behalve in de kleine kring waarin het ontstaan is. Het is jammer dat Dr de Vin het woord fietspad niet noemt, want het zou juist interessant zijn te vernemen of met het eertijds vreemde woord fiets het lidwoord voor fietspad veranderd is; of „de pad" dus „het fietspad" naast zich heeft, zo als op Walcheren het geval is. Terecht spreekt Dr de Vin overigens van invloed van het al gemeen Nederlands en niet van Hollandse in vloed, want ook in Zuid-Holland is het „de" pad. We horen, dat het volkswoord „verrinne- weren" ook op Schouwen-Duiveland bekend is en dat de voornaamwoorden „welke" en „niemand" vervangen worden door „wat voor" en „geen mens". Ik merk hierbij op, dat dit ook het geval is in Zuid-Holland, waar natuurlijk „welke" en „niemand" reeds bezig zijn zich te nestelen. Tot onze teleurstelling vernemen we, dat Dr de Vin over de zwakke werkwoorden kort wenst te zijn. Als een Zeeuwse afwijking noemt hij joeg en vroeg. Maar ook in het Nederlands luidt de verleden tijd vroeg; vraagde komt een enkele keer voor bij dichters en elders in verheven stijl. „Jaagde" kan in het Nederlands nog voorkomen in letterlijke zin; de heer jaagde op zijn landerijen; verder is het altijd joeg. Ook vermeldt de schrijver als sterke werkwoorden breije en vrie (breien en vrijen), die ook buiten Zeeland sterk zijn, evenals erven (in allen gevalle het deelwoord), maar verder wordt slechts eproove (geproefd) genoemd. Gaarne zouden we wat gehoord hebben van de verleden deelwoorden van ha len, praten, horen e.a. die elders in Zeeland sterk zijn en van (be)hoeven, stollen (stoken?), zweten, die benoorden het Zeeuws gebied sterke deelwoorden hebben. Gaat Schouwen- Duiveland hier met het zuiden of met het noorden mee? Mijn op- en aanmerkingen geven soms blijk van een afwijkende mening, maar ze gunnen de lezer tevens een blik op de rijke inhoud van dit proefschrift, dat met een register be sloten wordt. Ook hoop ik, dat de lezer over tuigd is van de belangrijkheid van het werk van de heren Landheer en de Vin voor de taalkunde in het algemeen en voor het Zeeuws in het bijzonder. Moge het Zeeland en de schrijvers gegeven zijn, dat zij hun belofte voor een vervolg op hun werk gestand kunnen doen*). Dr A. de Vin. Het dialect van Schouwen-Duive land (Grammatica en Historie). Serie: Taalkundige Bijdragen van Noord en Zuid, IIa. Prijs 6,90. Uitg. van Gorcum en Comp. N.V., Assen. De netto-opbrengst komt ten goede aan de bewoners van Schouwen-Duivelanddie door de stormramp en watersnood zijn getrofjen. Deze weinige regels over „De jacht in de kunst" zijn niet bedoeld als opwekking om de tentoonstelling te IJzendijke te bezoeken: vóór zij gedrukt worden, is de expositie reeds geëindigd. Evenmin dienen zij om vast te leg gen welk een fraaie collectie schilderijen, beeldjes en kunstnijverheidsvoorwerpen in een Zeeuwse plattelandsgemeente bijeen gebracht werd. De enige opzet van deze notities is, onze sympathie te betuigen aan de organisator der tentoonstelling. Zo vaak spreekt men over actieve cultuur politiek en over cultuurspreiding. Gewoonlijk, wanneer die woorden ter tafel komen, ver wachten, wensen of eisen de sprekers dat de hoge overheid „de cultuur" zal binnendragen in de nederige huisjes onder aan de dijk in Stroodorp, Geersdijk en Oud-Vossemeer. Gro te woorden over kunst, volksverheffing, ver antwoordelijkheid vloeien gemakkelijk van de 150

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 28