TER VERE
Victor Hugo in Zeeland V
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
Hier daalt nog Stilte in mijn hartekrocht:
een diep ravijn van donkerheên en zwaarte.
Hier wil nog branden om mijn oude docht
een verse vlam, doorspeeld van nieuwe klaarte!
Hier in Ter Vere bloeit de Eeuwigheid
en spreekt 't gesteente mij van Gene Zijde;
en op de Kade schrijdt voorbije Tijd
wie was verenkeld, krijgt hier een Geleide.
Zó is het goed! Laat mij nu verder gaan.
De Stilte zal gróót in mij blijven staan!
MARCEL VAN DE VELDE
Veen, 31 Juli 1933.
door D. A. de Graaf
N de Goesche courant van
Vrijdag 23 Augustus 1867
leest men het volgende:
„Maandag hadden wij
het voorregt een man bin
nen onze muren te zien
dien men reeds, om zijne Europeesche ver
maardheid, gaarne ontmoeten zou, wien wij,
met het oog op zooveel genot, als zijn genie
ons schonk, gaarne persoonlijk onze hulde
bragten. Victor Hugo vertoefde hier eenige
oogenblikken en wijdde, op zijn doorreize,
een belangstellenden blik aan het merkwaar
dige dat onze stad oplevert. Toen hij vernam,
dat hier juist eene tentoonstelling gehouden
werd, met het doel om volksbeschaving te
bevorderen en kunstzin optewekken, ook bij
de lagere klassen der maatschappij („Ten
toonstelling van voorwerpen van kunst en
smaak, oudheden, rariteiten, enz. door de
commissie tot regeling der volksvermaken":
zie de Goesche courant van 16 Augustus
1867), gaf hij terstond zijn verlangen te ken
nen, die te bezichtigen en schoon die tentoon
stelling hem slechts weinig ter bezigtiging kon
aanbieden, dat door nieuwheid de aandacht
trok, toch verzekerde hij van zijne bijzondere
ingenomenheid met het doel, dat haar in het
leven had geroepen. Was het daarbij voor
sommigen onzer hoogst aangenaam met den
beroemden man kennis te maken, allen ver
heugden zich over het gelukkig toeval, dat
die tentoonstelling opgeluisterd werd door de
tegenwoordigheid van een man, wien het
zeker niet de minste verdienste en roem is dat
hij de regten en belangen des volks op het
hart draagt. Mogt zijn vaderland hem daarom
miskennen, het was hem eene gelukkige er
varing, dat hij daarom juist in Nederland te
meer wordt geëerd.
126