No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Na een oponthoud van weinige uren ver trok de beroemde reiziger met zijne familie, waaronder ook zijn zoon, die eveneens reeds door letterkundige verdiensten billijken roem verwierf (Francois Victor, als vertaler van Shakespeare), naar Middelburg. Ook daar werd door hem alles in oogenschouw geno men, wat maar eenigszins merkwaardig is en toen het reisgezelschap daarna Domburg be zocht, was het blijkbaar, dat zij met welgeval len aan ons herbergzaam strand vertoefden. Den volgenden dag werd de reis naar Zie- nkzee voortgezet, waar men Hugo in de nieu we kerk met keurig orgelspel begroette. Gis teren zouden de reizigers een bezoek brengen aan Brouwershaven. Van alle kanten wordt ons het genoegen uitgedrukt over dit onver wacht bezoek en terwijl allen zich beijveren, om den verheven Franschen balling een aan- genamen indruk te geven van onze vaak ver keerd beoordeelde natie, blijft bij ons eene gelukkige herinnering bewaard aan den 65- jarigen grijsaard, wiens uitnemende geestes gaven nog aan den avond van een veelbewo gen leven, schitteren met onverdoofden glans." Slaat men Hugo's correspondentie uit deze tijd op x), dan leest men in de brief die hij op de 4e Juli 1867 aan zijn zoons Charles en Francois-Victor zond dat hij van plan is een reis naar het buitenland te maken en dat naar zijn mening alleen nog Holland daarvoor in aanmerking komt. Hij vraagt hun of ze voor dat plan voelen en neemt zich voor daartoe een tijd lang in Brussel te gaan vertoeven om van daar uit des te gemakkelijker 't uitstapje te kunnen maken. Maar wel zou het volgens hem gewenst zijn een reisgezel mee te nemen die het „kwezelachtige" Hollands kan „kakelen", maar weet niet waar hij die moet opdiepen! Na uit Guernesey (het eiland in het Kanaal waarop de balling toenmaals het romantisch buitenverblijf Hauteville House bewoonde) te zijn vertrokken, kwam Hugo de 19e Juli 1867 te Brussel aan. De 18e Augustus bericht hij zijn vriend, de journalist Paul Meurice, dat hij enige dagen uit Brussel afwezig zal zijn en wij kunnen dus aannemen dat de dichter kort daarna naar Zeeland vertrokken is. De 7e November van hetzelfde jaar schrijft Hugo aan zijn zoon Charles naar aanleiding van Victor Hugo en Zélande dat deze onder het pseudoniem Paul de la Miltière aanvanke lijk als feuilleton in La Liberté had gepubli ceerd (in de nummers 1 11 November). De vader is opgetogen en noemt het verhaal dat toen nog bezig was te verschijnen „superbe et charmant". Korte tijd daarna wijdden ver schillende Franse bladen als Le Figaro en Le Corsaire er enthousiaste besprekingen aan. In Le Phare de la Loire worden lange uittreksels gegeven, die onder meer de door Charles Hugo weergegeven liberale ideeën van zijn vader over de protestantse kerk in Nederland betreffen en naar aanleiding van het bezoek aan de grote kerk te Dordrecht, na afloop van de rondreis door Zeeland, werden opgetekend. Een dominee 2) die hen had rondgeleid en wie hij had voorgesteld als iemand die in de grond van zijn hart dezelfde ideeën was toegedaan wat betreft althans het uiterlijk ener protes tantse kerk, protesteerde hiertegen in een lan ge brief aan Victor Hugo, waarop deze in hoffelijke bewoordingen antwoordde, zonder evenwel zijn beginselen op aesthetisch-religieus gebied3) te verloochenen (zie de brief aan zijn beide zoons van 7 April 1868). In de Gazette de Guernesey wordt de bro chure in haar geheel afgedrukt, zodat in dat afgelegen eiland tussen Frankrijk en Engeland de bekendheid van Zeeland doordrong. (Dat deze bekendheid, zelfs wat heel Nederland betreft, in bepaalde delen van Frankrijk niet erg groot is, ervoer ik in Bretagne en aan de Rivièra, waar Hollanders vaak met Polen of Russen verward worden!) Omgekeerd stond Hugo verwonderd over de grote vertrouwdheid met zijn persoon en werken die de Zeeuwen aan de dag legden. G. A. van Hamel schrijft hierover in het vier de deel van Letterkundig leven in Frankrijk 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 5