No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
geërfde rechten op dit gemeenschappelijk ter
rein, men zou ze meentgeërfden kunnen noe
men en daarbij denken aan onze erfgooiers.
Eigenlijk lag de schuld bij de koning. Die had
Vermuyden beloofd, alvorens het contract te
tekenen, dat hij zorgen zou, dat er met die
commoners een accoord getroffen was. En dat
was niet gebeurd! Hun klachten waren lang
niet altijd ongerechtvaardigd. Toen Vermuy
den de kronkelende riviertjes door een recht
kanaal verving, bleek het weldra, dat die nieu
we afvoerweg niet voldoende was en dat tot
nu toe droog gelegen landen bij hoog water
onderliepen. De verontwaardiging der belang
hebbenden is begrijpelijk. Daar komt nog bij
dat dit bij de bevolking zo onsympathieke
werk door een buitenlander gebeurde. Dat
deed de maat overlopen en herhaaldelijk
kwam het tot vechtpartijen en opstootjes. Slo
ten werden dichtgegooid en nieuwe dijken
doorgestoken. Eindeloze processen waren het
gevolg, tot tenslotte de gewapende macht in
greep. Een deurwaarder des konings, vergezeld
van vijftig ruiters, kwam een proclamatie
voorlezen, waarbij met zware straffen ge
dreigd werd. Dat schijnt de gemoederen voor
enige tijd tot bedaren gebracht te hebben.
Toch bleef men wrokken. Al kwam het voor,
dat landerijen vóór de uitvoering der werken
1,30 per hectare opbrachten en daarna
twintigmaal zoveel, de commoners waren nu
eenmaal in de contramine en beweerden, dat
de beste stukken land aan de deelhebbers wa
ren toegewezen. Van de reusachtige winsten,
waarvan zij zich zoveel hadden voorgesteld,
kwam er voor deze heren niet veel terecht.
Integendeel. Zij moesten steeds hogere polder-
lasten betalen vanwege de sabotage der Fenbe-
woners, en menige participant probeerde dan
ook zich van zijn bezit te ontdoen. De finan
ciële ondergang van de onderneming beteken
de een rechterlijk vonnis uit het jaar 1633.
Daarbij werden de gezamenlijke deelhebbers
gedwongen een kanaal te graven, om de wate
ren van de Don direct naar de Ouse te leiden.
"The Dutch river" heet het nog tegenwoordig.
De kosten, 20.000, gingen boven de draag
kracht der geïnteresseerden. Vermuyden, die
wel niet zeer gedwee geweest zal zijn, weiger
de zijn aandeel in die kosten te betalen en
werd dan ook, naar de gewoonte van die tijd,
gegijzeld (Juni 1633).
Tenslotte moest hij zich wel bij het onver
mijdelijke neerleggen en zijn contributie beta
len, maar veranderd van inzicht was hij nog
geenszins.
Toen men hem vroeg, een maand na zijn
vrijlating, hoe het stond met het proces tussen
hem en de aandeelhouders, antwoordde hij
spottend, dat men die vraag eens zeven jaar
later moest stellen en dat de heren van de
Raad van State zich schaamden over het be
vel tot zijn inhechtenisneming en niet wisten
hoe hun figuur te redden. Zijn zelfvertrouwen
en zijn energie waren nog ongeschokt en onge
broken. Dat zou hij spoedig tonen. Aan de
Oostkust van Engeland, begrensd door de
Noordzee en de Washbaai, aan de landzijde
door de hoge grond van de graafschappen
Lincolnshire, Northamptonshire, Cambridge
shire, Suffolk en Norfolk lag een moerassige
streek, bekend als de Great Level (vlakte).
Reeds in de Middeleeuwen had men onbehol
pen pogingen gedaan, gedeelten daarvan droog
te leggen, maar het gebrek aan technisch in
zicht had tot een mislukking geleid. In 1606
zou weer een poging gedaan worden en wel
door Cornells Liens van St. Maartensdijk, een
broer van Vermuydens zwager Joachim. Sa
men met Cornelis Verneuil, van wie we verder
niets weten, richtte hij een verzoekschrift tot
koning Jacobus om de Great Level te mogen
droogleggen. Het spreekt vanzelf, dat Liens
dit voorstel deed na ampele besprekingen met
landgenoten, die op dit gebied hun sporen ver
diend hadden. Hoe degelijk de onderneming
ook voorbereid was, de koning durfde het
niet aan, met de uitvoering te beginnen.
In 1622, zestien jaar later dus, deed Cor
nelis Liens een tweede poging om tot droog
making van het genoemde gebied te komen.
Maar nu was de tweede ondertekenaar van
11