ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
het verzoekschrift Cornelius Vermuyden. He
laas leed ook deze poging schipbreuk; het zou
nog acht jaar duren, voordat Vermuyden met
de verwezenlijking van het grote plan kon be
ginnen. Dat was dus Januari 1630, toen onder
de Lynn Wet de onderneming tot stand kwam
onder leiding van de Graaf van Bedford met
13 mede-ondertekenaars, waaronder Sir Ro
bert Heath, Sir Philibert Vernatti en Sir Cor
nelius Vermuyden, last but not least.
Vermuyden was de stuwende kracht, de
Graaf van Bedford gaf zijn invloedrijke naam.
Sir Cornelius zorgde voor het plan, de andere
deelhebbers voor het geld. Maar een vlot ver
loop zou deze drooglegging al evenmin hebben
als die van Hatfield Chase. Een tegenstander
en concurrent van Vermuyden was de Hol
lander Westerdijk. Deze wilde bestaande ri
vieren uitdiepen en met dijken omgeven; op
deze wijze dacht hij de stroom binnen nauwe
grenzen te houden en zo de snelheid te ver
groten. Vermuyden daarentegen wilde het
zelfde doel bereiken door de kronkelende ri
viertjes rechtlijnig te maken. Westerdijk had
niet gerekend met de omstandigheid dat de
beschikbare slappe veengrond niet geschikt
was voor het aanleggen van dijken. In 1638
schreef Vermuyden: Discourse Touching the
Draining of the Great Fens for the Kings in
formation. Dat was een samenvattend over
zicht van de toestand van de Great Level, een
uiteenzetting van wat er daar, naar zijn me
ning, moest gebeuren en hoe hij zich voorstelde
het te doen. Pas 22 Februari 1641 werd deze
verhandeling op last van een parlementaire
commissie gedrukt. Vermuyden bleef trouw
aan zijn theorie van de rechtlijnige kanalen,
terwijl met dat doel gegraven boezems het
overtollige water in tijd van nood zouden op
vangen. Zeven jaar na de Lynn Wet, om pre
cies te zijn, 12 October 1637 verklaarde te St.
Ives een commissie uit de waterschappen, dat
de Graaf van Bedford met grote kosten de
gronden in kwestie had drooggelegd en dat
hem dus rechtens toekwam zijn aandeel van
95.000 acres, een beslissing, waarover de ande
re deelhebbers, die zich te kort gedaan voel
den, uiterst ontsticht waren. De ontevreden
heid zowel van grotere als kleinere landeige
naren tegenover de grote slokop, leidde tot een
regen van bezwaarschriften. De koning stelde
12 April 1638 een nieuwe commissie in, die
zetelde te Huntingdon. Deze vergadering
kwam tot het volgende resultaat:
Het werk, in de Great Level gedaan, was
onvolledig en gebrekkig; de aandeelhouders
hadden dan ook geen recht op hun beloning
en Z. M. de Koning zou de hele onderneming
overnemen tegen een zeer behoorlijke vergoe
ding. Men is geneigd aan de twee honden te
denken, die om een been vochten, tot een
derde er mee wegliep. Op deze, voor de deel
hebbers zeer onaangename, manier eindigde in
1638 de eerste phase van de drooglegging van
de Great Level. Tussen 1638 en 1649 (het jaar
van de terechtstelling des konings) gebeurde
er van hogerhand niets om de drooglegging
voort te zetten. De burgeroorlog (van 1642 af)
liet daar geen tijd voor. Ofschoon er bevelen
van de koninklijke ondernemer ontbraken,
was Vermuyden, een zeer zelfstandige natuur,
eenvoudig met het werk doorgegaan. Als
grand seigneur bewoonde hij in 1638 een huis
in de parochie van St. Dionys Backchurch,
waarvoor hij per jaar 60 betaalde, voor die
tijd een grote som. Daar er weer bezwaar
schriften van de veenbewoners tegen Vermuy-
dens werk waren ingediend, vond het parle
ment het tijd zich van de gang van zaken op
de hoogte te stellen. Een commissie werd be
noemd, die, zoals reeds gezegd, op 22 Febru
ari 1641 Vermuydens Discourse liet drukken.
Daar eindigde de zaak voorlopig mee, als ge
volg van dringender omstandigheden. Die
dringender omstandigheden waren de burger
oorlog. Hoewel Vermuyden genaturaliseerd
was, was het voor de buitenlander niet nood
zakelijk geweest, partij te kiezen. Bovendien
had hij aan de koning zeer veel te danken.
Maar trouw en dankbaarheid schijnen niet
tot zijn karaktereigenschappen behoord te
hebben. In tegenstelling met zijn vrienden Sir
12