No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Robert Heath en Sir Philibert Vernatti, koos
hij de zijde, die voor zijn werk en hem per
soonlijk het meeste voordeel beloofde, de kant
van Cromwell. Deze woonde in Huntingdon
en was dus volkomen op de hoogte van de
toestand in de Fens, maar dat hij de erenaam
van „Lord of the Fens" zou gekregen hebben
is niet meer dan een praatje. „Lord of the
Fens" was een titel, die iedere deelhebber
kreeg, aan wie namens de maatschappij de
controle opgedragen was. Men moest daar
voor 500 acres land in de Great Level be
zitten. Er zijn aanwijzingen, dat er later
tussen Cromwell en Vermuyden een zeer
goede verhouding bestond en zijn zoon is
waarschijnlijk kolonel in het parlementsleger
geweest. Tegenstanders, zelfs vijanden, had
Vermuyden genoeg, zijn agressieve aard zal
daar niet vreemd aan geweest zijn. Het eerste
van een reeks tegen hem gerichte schotschrif
ten was een pamflet, dat een zekere Andrews
Burrell in 1641 liet drukken. Daarin stond
allerlei critiek op Vermuyden en zijn werk,
maar deze critiek verliest veel van zijn waar
de, aangezien de schrijver, volgens zijn eigen
woorden, bij de droogleggingswerken ontsla
gen was. Maar op 29 Mei 1649 gebeurde er
iets zeer belangrijks; op die datum passeerde
het Lagerhuis The Act for the Draining of
the Great Level of the Fens", die bekend staat
als de Pretended Act". Van Vermuydens
„Discourse" werd met geen woord gerept.
Wel werd hij tot directeur benoemd, maar op
voorwaarde, dat hij van tijd tot tijd zou ver
gaderen met de aandeelhouders „ter controle".
De eigenzinnige man beschouwde, niet hele
maal zonder reden, die controle als dwars-
kijkerij van onbevoegden en ging op die con
ditie niet in. Nu wordt de toestand heel on
zeker. Een geschikte vervanger van Vermuy
den was moeilijk te vinden en allerlei omstan
digheden maakten het baantje minder aan
trekkelijk. Een van die omstandigheden is, dat
een hele reeks van aandeelhouders zo slecht
bij kas was of althans zo deed, dat zij in ge
breke bleef bij het betalen van de zware pol-
derlasten. De bedreiging om land van de wan
betalers te verkopen, werd uitgevoerd, al ging
het niet van harte. Vermuyden had zelfs met
een bezwaarschrift bij het parlement ge
dreigd. Persona grata was deze zeker niet en
achter zijn rug voerde de graaf van Bedford
onderhandelingen met Westerdijk, Vermuy
dens oude tegenstander.
Deze besprekingen hebben geen succes ge
had, want op 27 September 1649 werd Ver
muyden tot directeur benoemd. Toch schijnt
die benoeming niet definitief geweest te zijn,
want op 12 December 1649 werd met over
weldigende meerderheid tot directeur gekozen
Sir Edward Partridge, die ook enige ervaring
van drooglegging had en wiens plannen in
stemming vonden. Nu moest Vermuyden voor
zijn leven vechten. Dat deed hij op een ver
gadering met de aandeelhouders op 1 Januari
1650. Daar toonde hij het ondeugdelijke van
Sir Edwards plannen zo overtuigend aan, dat
men op diens benoeming terugkwam en Ver
muyden definitief tot directeur aanstelde. In
feite was dit geen succes, want Vermuyden
had op alle punten, ook wat de controle be
treft, moeten toegeven.
In de vergadering van aandeelhouders was
beweerd, dat de directeur te royaal in zijn uit
gaven was; gezien zijn karakter, lijkt dat niet
onwaarschijnlijk. Hij kreeg nu een gelegenheid
om goedkopere arbeidskrachten in te schake
len. Na de slag bij Dunbar kon hij beschikken
over Schotse krijgsgevangenen en na Blakes'
overwinning op Tromp (de Driedaagse Zee
slag, 1652) werden ruim 500 Hollandse krijgs
gevangenen tewerkgesteld, wier prestaties,
volgens de overlevering, uitstekend waren. In
hetzelfde jaar werd de droogmakerij gereed
verklaard en hield Vermuyden een redevoe
ring te Ely. Op 27 Maart 1653 werd in de
kathedraal aldaar een bijzondere godsdienst
oefening gehouden. Of die verklaring wel he
lemaal met de feiten klopte, is niet duidelijk.
Wel staat vast, dat er op 4 Februari 1655 een
vergadering van aandeelhouders was. Even
eens is uitgemaakt, dat dit de laatste bijeen-
13