ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i komst van participanten was, die door Ver muyden werd bijgewoond. Een verklaring voor zijn heengaan ontbreekt; desgelijks een toch te verwachten bewijs van erkentelijkheid voor de aan de onderneming bewezen dien sten. In dit jaar eindigt het dienstverband van Vermuyden. Zijn energie zocht nu een andere uitweg. We zagen al, dat hij in 1630 4000 acres ondergelopen land in Sedgemoor van de kroon gekocht had. Een paar overigens onbe kende heren beschuldigden in een petitie aan de Protector (23 Januari 1656) Vermuyden ervan, dat hij van de daarvoor verschuldigde koopsom van 12.000, onder oogluikend toe zien van zijn vriend, de reeds herhaaldelijk ge noemde procureur-generaal Sir Robert Heath, slechts de helft betaald had. Het moet gezegd worden, dat dit, rekening houdende met de handelsmoraal van die tijd, volstrekt niet on waarschijnlijk was. De waarheid in deze zal moeilijk te achterhalen zijn. Hoe dan ook, dit moerassige land in Sedgmoor wilde Vermuy den droogleggen en met dat doel richtte hij op 29 Augustus 1655 een verzoekschrift tot de Protector. Op 27 December 1656 echter werd dit verzoek door het Parlement afgewezen, hoewel de betrokken ambachtsheren het plan toejuichten. Het is mogelijk, dat in die demo cratische tijd het Parlement bang was, de klei ne man, in casu de commoners, voor het hoofd te stoten. Het is ook niet uitgesloten, dat sommige Parlementsleden geloof hechtten aan het verhaal van de slechts half voldane koop som. In elk geval, Sedgmoor werd niet droog gelegd en men hoort van Vermuyden weinig of niets meer. Men heeft wel beweerd, dat hij tot armoede vervallen zou zijn, maar daar is geen enkele aanwijzing voor. Al ligt het voor de hand, dat zijn vermogen en inkomen na de breuk met de Great Level-onderneming ver minderd zijn, het staat vast, dat hij het land in Sedgmoor en zijn belang bij de Dovegang- loodmijn te Wirksworth nooit van de hand gedaan heeft. Ook de maatschappelijke stand, waarin zijn kinderen, althans die, van wie wij bijzonderheden weten, leefden, spreekt tegen een financiële ineenstorting van de vader. Debora, de jongste van Vermuydens kinde ren, trouwde in 1666 (26 jaar oud) met Sir Francis Bickle>r. Reeds op 6 Maart 1669 stierf zij in het kraambed. In de Mortimerkapel van de kerk te Attleborough leest men op haar grafsteen: Sub hoe marmore in spent beatae resurrectionis reconduntur. Deborae Bickley, filiae Cor nelius Vermuyden militis. d.w.z. onder dit marmer wordt, in de hoop van een zalige wederopstanding, bewaard (het stoffelijk overschot) van Debora Bickley, de dochter van ridder Cornelius Vermuyden. Merkwaardig genoeg is dit de enige grafsteen, die tot nu toe van de familie Vermuyden ge vonden is. Charles, de jongste zoon, werd dokter in 1662; hij huwde Mary Upton, behorende tot een welgestelde familie uit Devonshire. Reeds in 1673 overleed hij. Suzanne werd op 2 Juni 1663 de vrouw van George Liddell, zoon van Sir Francis Riddell of Redhengt. Catharina trouwde Thomas Habbington, iemand van oude familie. Zij werd begraven in Rothley Temple op 1 Juli 1669. Ongetwijfeld was het huwelijk, zowel van Debora als van Catharina, te danken aan het werk in de Great Level en de vriendschap, die bij deze onderneming ontstaan was tussen hun vader en de Bickley's en Habbingtons. Sara, de oudste dochter, was vermoedelijk tot een huwelijk gekomen met John Blake van Ilnish Episcopi, graafschap Somerset, omdat het land in Sedgmoor haar toebehoorde of althans op haar naam stond. Cornelius Vermuyden Jr, misschien immers kolonel in het leger van Cromwell, huwde Anna, dochter van Sir Compton Reade, Bart, weer een voorbeeld van een huwelijk in aan zienlijke kring. Cornelius Jr werd in 1663 oprichter-lid van de Royal Society en als zo danig stond hij op vertrouwelijke voet met de vooraanstaande mannen van wetenschap. Onze Christiaan Huygens werd op dezelfde 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 16