ZEEUWS TIJDSCHRIFT sensatie de latent in hen aanwezige creatieve potentie tot leven te zien brengen. In onze randprovincie, zo moeilijk bereisbaar, zo agrarisch, zo dun bevolkt, moet de jeugd wat de kunstzinnige ontwikkeling aangaat meer missen dan in elke andere provincie. Dat zij er wel degelijk ontvankelijk voor is leerde mij het volgende recente voorval. Op een snipperdag waren twee jongens van het platteland in het Kunstmuseum te Mid delburg op de Jan Sluyters tentoonstelling te recht gekomen. In zes minuten hadden zij dit toch niet moeilijk verstaanbaar werk gezien en hun 60 cent entreegeld versnoept. Een van de jongens gevoelde zich zo onwennig, dat hij gewoon begon te hinneken en te steigeren. De andere was opmerkelijk stiller en wilde wel langer blijven. Toen ik ter eigen lering aan hen vroeg, hoe zij het vonden, zei de luid ruchtige, „zukke róare plaeten ek nog nooit 'ezie". De stillere daarentegen vond er veel mooie dingen bij. Hij vertelde mij, dat, toen hij nog op de ambachtsschool was, eens een mijnheer, die niet op zijn school les gaf, al de leerlingen had meegenomen naar een schilde rijtentoonstelling en hen er veel van had ver teld. Hij had daar heel wat aan gehad. Die dag was de mist een keer voor hem opgetrok ken. Dit gebeuren bracht mij die dag in herinne ring de gretige belangstelling van arbeiders op de werf ,,De Schelde" of in de bouwput van de sluizen te Vlissingen, als ik daar zat te te kenen of te schilderen. Ook denk ik aan de nog zeer recente conclusie van Dr Laurin Jil- liaces, voorzitter der N.E.F. (New Education Fellowship) te Askor, Denemarken, inzake de kwestie van kunst en opvoeding. Hij zeide o.a. ,,Wij beschouwen kunst niet langer als een andere kant van de jeugdige natuur waaraan wij een ontwikkelingskans moeten geven, of als een nieuwe behoefte in de jeugdige ont wikkeling waaraan wij moeten voldoen. Wij beginnen kunst of liever scheppingsdrang als fundamenteel voor de menselijke groei te be schouwen. Wij zien dat het voeden van de No. 1 bronnen der verbeelding en het vrijmaken van het uitdrukkingsvermogen iets van essentieel belang voor het individu is." Wij weten ook dat volgens de leer der aes- thetica, via de „cognitio sensitiva", d.i. de kennisneming buiten de verstandelijke beoor deling om, het uitdrukkingsvermogen van an deren, van kunstenaars aanvoelen, tot een bron van levensverrijking kan voeren. In dezelfde geest sprak Dr J. D. Bierens de Haan. „De mens die de schoonheidszin mist, komt niet verder dan het bedenken van nut tigheid en van noodzaak, maar van de hogere werkelijkheid den weerklank des belevens in eigen gemoed te ondervinden hiertoe komt hij niet. Aan zijn bewustzijn ontbreekt glans." Om tot een beter cultureel niveau te stij gen, zijn twee dingen van groot belang. ie. Een sterke voedingsbodem en ten 2e. Een staf die deze voedingsbodem cultiveert vooral in relatie tot de jeugd. De sterke voedingsbodem zie ik in een meer regelmatig verzorgd provinciaal „expositie- net". Dit kan alleen, in verband met de geo grafische aard van onze eilanden-provincie, door een betere coördinatie van alle krachten. Samenwerking van de Provincie, de Gemeen ten, grote industrieën en particulier initiatief is daartoe de enige weg om in meer efficiënte werking de belangstelling voor beeldende kun sten in Zeeland in bredere kring in beweging te brengen. Incidenteel is er wel wat in Zeeland ge beurd. Als wij de mist wat laten optrekken, dan herinneren we ons het prachtige werk van wijlen Nier de Munck (de man van plant een boom op Walcheren) met zijn Van Gogh en Van Dongen-tentoonstellingen. Hier waren druk bezochte rondleidingen aan verbonden. Door een Gijs Wagensveld wordt hoofdzake lijk dit werk voortgezet en volgde de Jan Sluyterstentoonstelling. Ook met zijn Molen water-maquette van Walcheren onder de aus piciën van „Nieuw Walcheren", zal hij a.s. zomer, daar hij eigenlijk in zekere zin de 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 22