No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
volkskunst animeert en dus veel „medespe
lers" zal hebben, terecht veel succes oogsten.
Vermeldenswaardig is vooral ook het bezit
van de door zijn sfeer unieke Provinciale Bi
bliotheek met zijn groeiend aantal kostbare
boeken over schilderkunst (o.a. de ongeëven
aarde Skira uitgave). De bibliothecaris Henk
Pieters is daar begrijpelijkerwijze trots op. Een
inrichting die de groep boekenheidenen op
picturaal gebied hopelijk wel zal doen slinken.
In dit opzicht wordt er door enkele boek- en
kunsthandelaren nuttig werk verricht. Dit
alles werd vlak na de oorlog ingezet met de
mooie tentoonstelling van „Behouden Schoon
heid" in het Zeeuws Genootschap der Weten
schappen, georganiseerd door de Zeeuwse
Volksuniversiteit.
In Vlissingen, dat meer verstoken van de
monstraties op het terrein van beeldende
kunst is geweest was de nu 88-jarige kunst
schilder Gerard Jacobs met zijn Kunstkring
„Het Zuiden" jarenlang een van de weinige
oases in de woestijn. Gelukkig zet Burgemees
ter Kolff dit werk in uitgebreider zin voort
met zijn bruikleententoonstellingen uit het
Rijksmuseum te Amsterdam in zijn Stedelijk
Museum. Wat zou hier bereikt kunnen wor
den in samenwerking met het machtige li
chaam de Kon. Mij „De Schelde" voor zijn
4000 werknemers om hen wat ontvankelijker
te maken voor de schoonheid van beeldende
kunst? Elders in de provincie is het streven
van Burgemeester Everaars van de gemeente
Groede met zijn tentoonstelling „Feest van
Glas" in 1952 en dit jaar met zijn expositie
van 5 prominente ceramisten te loven. Ook de
gemeente IJzendijke met zijn eveneens voort
varende Burgemeester Van Bonninghausen tot
Herinckhave, zorgde door zijn bruikleenten
toonstellingen „de Romantische School" uit
het Stedelijk Museum te Amsterdam en nu
weer met de „Jacht in de Kunst" voor een
weldadige kunstzinnige sfeer in Zeeuwsch-
Vlaanderen. Al deze los van elkander staande
kunstmanifestaties, in langzaam tempo over
vele jaren verdeeld, hoe prijzenswaardig ook,
vragen om meer coördinatie.
De Zeeuwse pers die al deze gebeurtenissen
ter algemene kennis brengt en zeker de „P.Z.
C.", opent, door zijn in de laatste tijd gecre-
eerde culturele pagina met zijn deskundige
zeer lezenswaardige bijdragen alle mogelijke
perspectieven om dit doel te bereiken. Behalve
deze bakens in de mist hebben wij in Zeelands
hoofdstad nog altijd „Een Kunstmuseum" (ei
genlijk 3 expositiezalen) verscholen in het
Schuttershofstraatje, dat ondanks zijn fusie
met de Ver. „Voor de Kunst" en de „good
will" van het bestuur zich moeizaam, nogal
vleugellam in stand houdt. Zich geen al te
grote uitgaven voor regelmatige goede ten
toonstellingen kan permitteren, weinig kan
aankopen, daardoor niet eens volledig regio
naal representatief is en nog minder op het
bezit kan bogen van bekende Ned. schilders.
Hoe zou dit instituut, dat het grootste deel
van het jaar meer op een mausoleum dan op
een „levend" museum gelijkt tot bloei gebracht
kunnen worden? Waar de gelden vandaan te
halen om een museumdirecteur te benoemen
met een verantwoordelijke positie en als het
toch daar ter plaatse moet blijven, de braak
liggende grond er naast te bebouwen en in alle
bescheidenheid aan Zeeland zijn eerste cen
trum op gebied van beeldende kunst te geven?
Misschien zouden dan ook wel Zeeuwen in het
bezit van goede kunst het voorbeeld van de
stichter Stoppelaar volgen en er trots op zijn
door hun legaten het museum in aanzien te
doen stijgen. Als provincie en gemeenten dit
niet afkunnen, hoe kunnen dan de grote ka
pitaalkrachtige ondernemingen van héél de
provincie uit culturele overwegingen tegen
over hun werknemers daaraan medewerken?
Zich in het bezit van een dergelijk museum
wetend, komen de beeldende kunstenaars in
alle deemoed er dan eens aan toe zich tot één
vereniging te bundelen en in „hun" museum,
evenals dat gebeurt in andere provincies, re
gelmatig voor- en najaarstentoonstellingen te
houden. Eén keer zag ik werk van alle Zeeuw
se kunstenaars onder één dak, helaas was daar
21