Oostburg s herbouw
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
door Mr K. Hoekzema
E oppervlakkige doortrekker,
en hij niet alleen, maar ook
de vreemdeling, die naar
Oostburg komt om „com
mercie" te doen en het dan
niet verder zoekt dan het
centrum, krijgt de indruk, alsof Oostburg na
genoeg ten volle herbouwd is: hier en daar nog
een open plaats, zoals in de Burchtstraat, de
Markt, de Brouwerijstraat en de Nieuwstraat,
maar voor de rest, Oostburg is klaar. O ja,
dat raadhuis! Maar daar bestaat al een ma
quette van, dus dat is er toch ook al, zij het
nog in een embryonaal stadium.
Toch moet ik hen, die deze mening zijn
toegedaan, bestrijden, want zij letten slechts
op de décors, op de coulissen, maar zien niet
de vele open ruimten, die zich daarachter be
vinden. Dat deze décors er evenwel zijn, en
trouwens ook nog wel iets meer dan enkel
décors, zie bijvoorbeeld de zeer goed ge
schapen Kroonwijk, gedrapeerd om één van
de oude bastions van Oostburg, waar een
complex van meer dan 150 woningwetwo
ningen in een bed van groene beplanting is
gelegd, tengevolge van het zeer beperkte
bouwvolume helaas vergeefs wachtend op uit
breiding is op zichzelf verblijdend, want
hierdoor kan Oostburg dan toch, zij het ook
niet ten volle, zijn eeuwenoude taak als die
naar van Mercurius en Minerva vervullen.
De eigenlijke herbouw van Oostburg is
thans juist voor iets meer dan de helft vol
tooid, dit wil zeggen, dat van de ongeveer 400
totaal door de oorlog verwoeste panden, er
thans iets meer dan de helft herbouwd zijn.
De herbouw is nog lang niet klaar, ook al
heeft het centrum dan reeds weer een vrij be
hoorlijke aanblik. Laat mij U thans vertellen,
wat er al zo verwoest en herbouwd is in Oost
burg, en op welke wijze deze gedeeltelijke
herbouw kon worden opgelost, waarbij ik dan
tevens, om de positie van Oostburg juist weer
te geven, ook een enkele stap in het verleden
moge teruggaan.
Oostburg is, al zijn er weinig concrete ge
gevens over te vinden, vrij oud, en vermoede
lijk wel ontstaan uit een oude Romeinse leger
plaats. Een vingerwijzing hiervoor is, volgens
sommige oudheidkundigen, de aanwezigheid
van een sedert onheugelijke tijden bestaande
paardenmarkt, die veelal nog terug te voeren
zou zijn op de handel, welke gepleegd werd
bij of in het oude „castrum Romanum". Na
de kerstening werd de opbouw en opbloei ten
zeerste bevorderd door de abten van de St.
Baafs en St. Pieters van Gent en reeds in de
vroege Middeleeuwen was Oostburg volgens
Sanderus dan ook een „stad, met machtige ge
bouwen, gelegen aan de Oceanen". Waar wel
vaart heerste, bestond ook, evenals nog in onze
tijden, afgunst en Oostburg werd dan ook, ik
mag wel zeggen ontelbare malen, verwoest,
niet alleen door vreemden, maar zelfs door de
eigen voedsterheren, de Gentenaren. Daarbij
kwamen nog de talrijke overstromingen en
branden, zodat er voor mij alle aanleiding was
om in een toespraak Oostburg eens te noemen
„het Troje van West-Zeeuwsch-Vlaanderen",
steeds weer verwoest, steeds weer opgebouwd,
in laag boven laag. Duidelijk was dit te con
stateren bij recente onderzoekingen vanwege
de Rijksdienst voor Oudheidkundig bodem
onderzoek, waarbij men op vier meter diepte
nog slechts gevorderd was tot de laag van
ongeveer de achtste eeuw, getuige o.a. een op
die diepte gevonden damesschoentje.
In en na de tachtigjarige oorlog wordt er
iets meer bekend omtrent Oostburg en in het
bijzonder wel weer helaas de totale verwoes-
2