No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT „In het zandgebied van West-Brabant en enkele delen van het zeekleigebied doen zich verdrogingsverschijnselen voor, welke zijn terug te voeren op bodemkundige en hydrolo gische factoren. Zwak humushoudende zand gronden hebben bij lage grondwaterstanden in de zomer last van verdroging; slibhoudende gronden en sterk humeuze zandgronden zijn veel beter bestand tegen droogte. aZandgebied (81.400 ha). Het gebrek aan voldoende water tijdens het groeiseizoen op de Brabantse zandgronden is afhankelijk van het bodemtype een meer of minder belangrijke opbrengstbeper- kende factor. Bovendien legt het gebrek aan voldoende water sterke beperkingen op aan de keuze van de gewassen, zoals duidelijk blijkt uit het zeer groote areaal rogge. Het watertekort is dus van invloed via de opbrengsten en via het productieplan. Op heffing van het watertekort door toevoer van zoetwater uit de door de afdamming ge vormde spaarbekkens schept de mogelijkheid van een belangrijke intensivering van het Brabantse zandbedrijf. b. Zeekleigebied. De oppervlakte droogtegevoelig en regel matig verdrogend bouwland blijkt volgens een door de Commissie Onderzoek Land- bouwwaterhuishouding Nederland gepubli ceerde verdrogingskaart in dit gebied onge veer 17.800 ha te bedragen (2.800 in Zuid holland en 15.000 ha in Zeeland). Een betere- watervoorziening door waterinlaat kan de stofopbrengsten van de gewassen op deze gronden doen stijgen. Wat het grasland betreft zou volgens het C.O.L.N.-rapport ongeveer 2!s deel van het grasland dit is ongeveer 55.000 ha door betere watervoorziening in productiviteit kunnen toenemen. Deze oppervlakte heeft eveneens betrekking op het weiland in Delf- en Schieland, de Zuidhollandse droogmake rijen, IJselmonde en Rozenburg." „Het is duidelijk, dat de voor de landbouw te verwachten voordelen als gevolg van de afdamming niet onaanzienlijke offers zullen vergen. Naast de directe kosten, welke voort vloeien uit de afsluiting van de zeearmen en de aanleg van irrigatiewerken, dient te worden gedacht aan de additionele kosten, welke de boeren zich zullen moeten getroosten om de bedrijfsvoering te intensiveren. In het Zand gebied van West-Brabant b.v. zullen om de te verwachten meeropbrengsten te realiseren, ad ditionele kosten dienen te worden gemaakt tot naar schatting een bedrag van ongeveer 115,per ha (excl. enkele posten P.M.)." Om de nieuwe mogelijkheden volledig te benutten moeten behalve de watervoorziening, ook de andere productieomstandigheden wor den verbeterd. Dit dient dan reeds te ge schieden voordat de afdamming en het irri gatieproject tot stand zijn gekomen. Ook zonder afsluiting trouwens zouden die ver anderingen gewenst zijn. Dit rapport gaat hier wederom in grote lijnen op in, met als tweede restrictie, dat de voorzieningen op waterhuis houdkundig- en bodemkundig gebied niet zijn behandeld. De productieomstandigheden, die de aandacht vragen zijn: a. De bedrijfsgrootte. De agrarische bevolkingsdruk en daarmee het aantal kleine bedrijven, zijn de laatste decennia sterk toegenomen, vooral op het zandbedrijf. De intensivering, die het gevolg zal zijn van bovenvermelde verbeteringen, houdt het gevaar in, dat de splitsing van be drijven nog verder zal worden doorgevoerd. Dit is zeer ongewenst. De vergrote economi sche mogelijkheden dienen aan de zittende generatie van boeren ten goede te komen. Af splitsing is wel verantwoord, als door grotere afzetmogelijkheden de tuinbouw zich verder kan uitbreiden. b. Cultuurtechnische toestand. In het zeekleigebied laat de verkaveling en ontsluiting met name in de graslandcomplexen 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 11