De afdamming en de visserij
No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
e. Credietvoorziening.
„Om de voorgestelde veranderingen in be
drijfsvoering en productieplan te kunnen door
voeren en er een zo groot mogelijk profijt
van te kunnen trekken, zullen de boeren zich
belangrijke kapitaalsinvesteringen moeten ge
troosten. Men denke aan de aanschaffing van
beregeningsinstallaties, de vergroting van de
stal- en hokruimte, silobouw, cultuurtechni
sche verbeteringen etc.
Het zal in dit verband in de eerste plaats
noodzakelijk zijn de boer voldoende inzicht
bij te brengen in de rentabiliteit van deze
investeringen, zodat hij bereid is tot deze aan
schaffingen over te gaan. In het algemeen
nemen de boeren een zeer voorzichtige hou
ding aan t.a.v. nieuwe investeringen in hun
bedrijf.
In de tweede plaats is het van belang
voor zover de eigen middelen voor het finan
cieren van deze investeringen tekort schieten
ter dekking van de grotere credietbehoeften
na te gaan of de huidige credietmogelijkheden
voldoende zijn en, zo dat niet het geval mocht
zijn, te overwegen verderstrekkende voorzie
ningen te treffen."
Publicatie van de Werkcommissie voor de Visserijen op de Zeeuwse stromen
E Werkcommissie voor de
Visserijen op de Zeeuwse
stromen, in samenwerking
met de Directie van de Vis
serijen, heeft een kort rap
port opgesteld inzake bo
vengenoemd onderwerp. „Zeeuwse schatten"
luidt de titel van deze in een fraaie brochure
geklede publicatie, waaruit wij in het kort de
inhoud zullen weergeven.
De oestercultuur.
Frankrijk is de bakermat van de oester
cultuur. Napoleon III, van 1852 tot 1871
keizer van Frankrijk, nam het initiatief tot
de kweek. Elders waren de natuurbanken
(Spanje, Engeland, Schotland, Ierland, Duits
land, Noorwegen) door ondeskundig beheer
en roofbouw ten gronde gegaan. In de Ooster-
schelde bleken de omstandigheden om het
Franse voorbeeld te volgen, zeer gunstig, van
wege de aanwezigheid van grote aantallen
wilde oesters.
In het derde kwart van de 19e eeuw werd
op de Yerse Bank de grondslag gelegd voor
het bedrijf. Grote stukken grond werden
sedert 1870 aan de vrije visserij onttrokken en
in pacht gegeven aan aspirant-oesterkwekers.
Sedertdien bracht de oestercultuur welvaart
aan beide oevers van de Oosterschelde. Yer-
seke werd „een tweede Klondike" en groeide
in inwonertal van 865 (1853) tot 4950 (thans),
waarvan er ruim 2300 direct afhankelijk zijn
van de oester- en mosselcultuur. De Franse
westkust levert 100 min. oesters per jaar,
Nederland als tweede producent in belangrijk
heid levert er 20 min., die uitsluitend uit de
Oosterschelde komen. In het seizoen 1952/53
werden hiervan 17.460.000 oesters geëxpor
teerd. De netto-waarde van het product is
zeer groot, daar de kosten grotendeels uit
lonen bestaan.
De in Zeeland ontwikkelde methoden voor
broedproductie en bescherming van de jonge
oesters door het bestrijden van ziekten en
plagen, zijn geheel op modern-wetenschappe
lijke leest geschoeid. (Rijksinstituut voor Vis-
serijonderzoek). Ons land - onze provincie
dus! neemt op dit punt een unieke plaats in.
De Oosterschelde is dus buitengewoon ge
schikt voor de oestercultuur. Dit geldt de
natuurlijke gesteldheid, die beslissend is voor
het opgroeien van het oesterbroed.
Van de volgende voorwaarden mag er n.l.
41