No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT larven, worden niet gekweekt. Tijdens de zomermaanden zwemmen millioenen kleine mossellarven, die door de moedermossels in de zgn. melktijd zijn uitgeworpen, in de Zeeuwse wateren en in de Waddenzee rond. Na enkele dagen zetten zij zich in dikke banken aan de bodem vast. De Zeeuwse mosselvloot vaart ieder jaar naar de Waddenzee om daar mos selzaad op te vissen. In Zeeland kan niet ge noeg mosselzaad worden gevist. Het zaad wordt uitgezaaid op niet te diepe percelen in het westen van de Oosterschelde, in de Gre- velingen of in de Zandkreek. Na opgroei tot „halfwas" mosselen wordt het weer opgevist en op diepere percelen gebracht. Na één of twee jaar in totaal zijn de mosselen voor de consumptie geschikt. Dan worden zij naar de verwaterplaatsen gebracht, ondiepe, sterk be schutte gronden, die overspoeld worden met zuiver zeewater. Daar krijgen zij gelegenheid het zand uit te spuwen. De verwaterplaatsen moeten aan de volgen de eisen voldoen: 1. de bodem moet hard en gelijk zijn; 2. bij hoog water moet er drie meter water staan, bij laag water moeten de gronden droogvallen; 3. zij moeten beschermd zijn door zandban ken tegen te sterke stromingen en te veel golfslag; 4. daar zij tevens „pakhuizen" zijn moeten zij dicht bij de wal liggen. Alleen de verwaterplaatsen van Yerseke voldoen ook biologisch en bacteriologisch aan de eisen. Zeeland is de grootste mosselleverancier ter wereld met een jaarlijkse productie van 50 min. kg. De laatste jaren is voor 7 a 8 mnl. per jaar aan mosselen geëxporteerd. De totale omzetten bedroegen 7,14 tot 8,6 min. per jaar. De mosselconservenfabrieken te Yerseke, Bergen op Zoom en Tholen stellen daarenboven 200 a 250 arbeiders tewerk en verionen in het seizoen 10.000,per week. De Westerschelde is voor de mosselcultuur ongeschikt, daar er te veel bewegend zand (stroomverleggingen) in voorkomt. Verplaat sing van de cultuur na afdamming van de zeegaten naar de Waddenzee is onmogelijk omdat daar geen verwaterplaatsen kunnen worden aangelegd. De kreeftenvisserij en de kreeftenhandel. Sedert 50 jaar vissen een twintigtal Zeeuwse scheepjes geregeld op kreeften. Zij brengen jaarlijks voor 200.000,aan wal. De kreef ten hebben hun schuilplaatsen in de steen stortingen aan de voet van de dijken van Zuid- en Noord-Beveland, Schouwen en Tho len. Zij zijn nazaten van een eeuwen geleden voor Zierikzee verschipbreukte lading levende kreeften. De handel is veel belangrijker. Hij beslaat 3a 4 min. per jaar en vindt plaats vanuit de zgn. kreeftenparken te Yerseke, Bergen op Zoom en Tholen. Aldaar worden geïmpor teerde kreeften op voorraad gehouden, ten einde hen later weer uit te voeren. Afdamming der zeegaten zou de exploi tatie van kreeftenparken onmogelijk maken. Zij zijn n.l. aangewezen op water met een constant zoutgehalte, dat zeer zuiver en helder is. Elders kan deze mogelijkheid niet gescha pen worden. De weervisserij op de ansjovis. Deze wordt in het oostelijk deel van de Oosterschelde voornamelijk bedreven door vissers uit Bergen op Zoom. Voor de afsluiting van de Zuiderzee vingen deze vissers ook een speciale soort haring, waarvan het paaigebied in de Zuiderzee lag. Jaarlijks bedroeg toen de gemiddelde vangst met inbegrip van de ansjovisvangst op de Waddenzee 4^ min. kg. Nadien bedroegen de vangsten aan ansjo vis 1 min. kg per jaar, waarvan 30 °/o een nog stijgend percentage op de Zeeuwse stromen. De ervaring met de haring en de ansjovis op de voormalige Zuiderzee heeft ons geleerd, dat na de afsluiting der zeegaten verplaatsing van de vangst buitendijks niet verwacht kan worden. Vervolg op pag. 46) 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 15