ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
fantelijk in feestelijke lentestoeten ronddragen
van prachtig versierde „haantjes op stokjes".
Het „palmpaasje-lopen" is eigenlijk een
blijde lente-ommegang, zoals men dat vroeger
placht te doen, bij de inzet van het mooie
jaargetijde. Wat een vrolijkheid, wat een kin
derblijheid brengen die optochten niet overal
in die dorpen en steden, waar men oud en hier
en daar verwaarloosd gebruik weer dankbaar
heeft aanvaard als een welkom uitgangspunt
voor het organiseren van werkelijk „echte"
voorjaarsfeestelijkheden: De lente komt, de
zomer staat voor de deur. Dat is een bood
schap die waard is gevierd te worden en die nu
niet alleen meer in de dorpen van „Saksisch
Nederland", maar die evengoed in de steden
en dorpen van het overige deel van ons land
zal gaan klinken.
In z'n boek „Oud-Achterhoeks boeren
leven", spreekt H. W. Heuvel ook over het
rondtrekken met de Palmpaas.
„Morgen Palmpasen", zo begint hij, ,,'t Is
een zachte Zaterdag, stil en betrokken. Jan
gaat 's middags met ons drieën naar het hei
develd achter den Kamp en we zoeken uit de
jonge dennetjes, die daar in menigte zijn op
geslagen, er elk een mooie uit met vijf stram-
pen in de kop.
Zaterdagavond helpen Moeder en Geertje
om de palmpasen op te tuigen. De armen van
de afgeschilferde tak versieren ze met papier
knipsels en kunstbloemen. Op de toppen
moeten vijf zwaantjes, broodvogels met een
krentenoogje; en een rad, een krakeling zeg
gen we, omgeeft de takken. Wat weten wij
ervan, dat de haarvlecht, die deze broodkrans
voorstelt, herinnert aan overoude haaroffers,
die, weet ik hoe lang geleden, in de plaats
gekomen zijn van een bloedig offer, een
vrouw of slaaf. Wij beseffen niet, dat de
palmpaas een verkleinde meiboom is, een
vruchtbaarheidssymbool, dat met vogel en
eieren gesierd het nieuwe leven der lente be
tekent en dat de zwaan de vogel der godin
Frigga was.
Ja, wij zijn als de juichende schare, die
Jezus met wuivende palmen begroette, toen
Hij, van de Olijfberg afdalend op een ezel
de heilige stad binnenreed. Wij zingen op de
Palmzondag, als wij onze palmpaas in de
buurt omdragen:
Pallem, pallem, Pasen, koerei, ei, koerei
Eén ei is geen ei, twee ei is een half ei,
Maor dree ei is een paosei.
Wij weten niet, dat het „Koerei" in dit
liedje de schamele rest is van een litaniegebed
„Kyrie eleison" Heer ontferm U onzer
en dat de drie paaseieren herinneren aan de
Drie-eenheid.
Nog enige dagen zullen de palmpasen in de
Delftse vazen op Grootmoeders kast te pronk
staan en dandan kookt Moeder ons
van het gebak een lekker „weggemelks-
papje"
Hiermee zijn we ineens midden in de vreug
den van de Palmzondag. De versierde brood
vogel op een stok gestoken en in feestelijke
ommegang rondgedragen is ten dele een over
blijfsel van de aloude meiboomviering, waar
bij de versierde Mei-den, als teken dat de
zomer weer was gekomen, in triomf werd
rondgedragen. Gezien de tijd, waarin deze
Mei-optochten plaatsvonden, behoeft het geen
verwondering te wekken dat dit oorspronke
lijke heidense gebruik zich in de loop der
tijden verbond met de katholieke Palmzon
dag-processie, waarbij een houten Christus
beeld, gezeten op de palmezel, werd rondge
dragen en waarbij de omstanders, zwaaiend
met palmtakken zongen: Hosanna, Davids
Zoon, gezegend die daar komt in de naam des
Heren!
Christus en zijn opstanding in de Paastijd
verbonden zich dus met de oorspronkelijke
vruchtbaarheidsfeesten van onze voorouders,
die de herleving en opstanding der natuur als
basis hadden. Inplaats van een originele palm
nam men hier een willekeurige levende tak,
versierd met allerlei lente-attributen, als een
broodvogel (zelfs wel broodmannetjes), groen,
bloemen, papierslingers en kleurige sits.
Het is vooral de verdienste van Mej. van
48