De structuur van de landbouw in het zuidwesten van Nederland No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Voor dit alles is de aanleg van werken ver eist, die nadere investeringen vragen. i. Landaanwinning en -verlies. De landaanwinning zal bij afsluiting be perkt zijn. Langs de oevers van het zoetwater bekken bevinden zich kleihoudende schorren, voornamelijk echter treft men er grote opper vlakten zandige oevers en zandplaten aan. Met behulp van het zoete water zal men deze gronden lonend in cultuur kunnen brengen. Wellicht kan men onder het toekomstig peil liggende zandgronden apart bedijken, maar uit landbouwkundig oogpunt is een groot zoetwaterbekken gewenst. Deze tegenstrijdige belangen zal men tegen elkaar moeten af wegen. In het Hollandsch Diep en het Haringvliet kan men het Rijn- en Maasslib op de vaak ondiepe oevers vastleggen. Beneden de Moer dijk zal men namelijk deze mond moeten normaliseren. Zou men tot dijkversterking in plaats van afsluiting overgaan, dan zou achter deze dijken een strook van gemiddeld 30 m breedte, d.w.z. een totale oppervlakte van 2500 ha aan cultuurgrond verloren gaan, wat de be trokken bedrijven zou ontwrichten en wellicht aan deze bedrijven nog klei zou gaan kosten. j. Recreatie. De af te dammen wateren kunnen mede aan de recreatie worden dienstbaar gemaakt. Beoefening van de watersport wordt mogelijk (geen getijstromen, golfwerende dammen). Oevers en zandplaten kunnen beplant worden. Ook langs de zuidwestelijke stranden, die langer zullen worden als de duinenrij zich zal gaan sluiten, ontstaan nieuwe mogelijkheden voor de recreatie. Het toerisme, begunstigd door verbetering van de verkeersverbindingen, zal de betrokken streek zeer ten goede komen. k. Bijbehorende werken. Kunstwerken en enkele secundaire afdam mingen (zie het kaarjte op blz. 33) zullen nodig zijn om aan de gestelde eisen van waterkering te kunnen voldoen en de belangen van water- en ijsafvoer, scheepvaart en visserij op goede wijze te behartigen. Met de kosten hiervan is nog geen rekening gehouden. Een calculatie hiervan en de gewenste volgorde van de uitvoering der werken wordt in een volgend interim-advies behandeld. Conclusie. De Commissie meent, dat voortaan reke ning moet worden gehouden met de afsluiting van de vorenbedoelde zeegaten, welke afslui ting zo spoedig mogelijk dient te worden ver wezenlijkt. Wanneer de Minister van Verkeer en Waterstaat met dit advies instemt, dan geeft de Commissie hem in overweging te be vorderen, dat een ontwerp van wet zo spoedig mogelijk wordt ingediend. Een rapport van het Landbouw-Economisch Instituut NDER het nummer 197 heeft het Landbouw-Econo misch Instituut (L.E.I.) een rapport gepubliceerd, geti teld „De afdamming van de Zuidhollandse en Zeeuwse zeearmen en de landbouw in Zuidwest-N eder- land". Dit rapport vormt een deel van het werk, dat wordt verricht door de dusge naamde Agrarische Commissie Rampgebied, een commissie, die is ingesteld door de Minis ter van Landbouw, Visserij en Voedselvoor ziening. Het L.E.I. kreeg het verzoek „de huidige agrarische structuur van het gebied weer te geven en na te gaan welke verande ringen in de productieomstandigheden zijn te 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 9