No. 3
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
den hebben en daarom overgangsgronden
worden genoemd. Op het kaartje zijn ze bij
de poelgronden gevoegd.
Omdat niet alle gronden in dezelfde tijd
zijn afgezet, wordt het oude "Walcheren inge
deeld in Oudland en Middelland. Tot het
Oudeland behoren de kreekruggronden, aan
geduid met MOk, dus bijvoorbeeld die langs
de Noordweg en in de omgeving van Vlissin-
gen en Souburg; verder de poel- en overgangs
gronden, aangeduid met MOt en MOp, bij
voorbeeld die in de omgeving van St. Laurens,
ten zuiden van Aagtekerke of ten zuiden van
Middelburg. Tenslotte de kleiplaatgronden
MOa boven de lijn WestkapelleVeere. Al
deze gronden zijn vooral in de bovengrond
kalkarm.
Tot de Middellandgronden behoren de
kreekrug en kreekbeddinggronden aangeduid
met MMb, MMr en MMk, bijvoorbeeld de
ruggen, die lopen van Oostkapelle naar
Grijpskerke en van Domburg via Aagtekerke
naar Westkapelle, verder tal van kleinere rug
gen langs de rand van het gehele eiland. Ver
volgens de poelgronden, aangeduid met MMt
en MMp, welke hoofdzakelijk liggen ten oos
ten en westen van Biggekerke, ten zuiden van
Ritthem en "Welzinge en ten zuiden van Veere.
Deze gronden zijn tot in de bovengrond kalk-
houdend.
Vele poelgronden liggen niet meer in hun
oorspronkelijke toestand. In de middeleeuwen
heeft men in de poelgebieden veel veen van
onder de klei weggegraven. Het veen dat met
zoutwater doordrenkt was droogde men en
verstookte het in speciale ovens. Uit de as
bereidde men zout. Dit bedrijf noemde men
moer- of selnering. De grond, waaruit men
het veen haalde noemen wij „gemoerde"
grond. De gemoerde gebieden zijn op het bo
demkaartje aangegeven met schuine zwarte
strepen. Door de moernering kwamen de toch
al lage poelgebieden nog lager te liggen. Dooi
de inundatie is op verschillende plaatsen veel
slib in de poelgebieden afgezet, waardoor ze
nu weer iets hoger boven het slootwater lig
gen.
Zoals uit het hiervoor omschrevene is af te
leiden en zoals ook op het bodemkaartje te
zien is, zijn de duinen voortdurend door de
zee aangetast en soms geheel opgeruimd. Het
gedeelte van Westkapelle naar Domburg is al
oud en steeds in tact gebleven, doch de overige
duinen zijn jong. De oude zowel als de jonge
duinen, liggen echter niet meer op hun oor
spronkelijke plaats. Plaatselijk zijn ze geleide
lijk aan enkele honderden meters het eiland
binnen gestoven, over de kleiafzettingen heen.
Dit is goed te zien als we over het strand
lopen, plaatselijk lopen we dan op klei en
veen zoals we dat ook binnen de duinen aan
treffen. "We spreken dan nu van vervlogen
duinen, op het bodemkaartje aangegeven met
Dv.
"Wanneer wij door het land in de omgeving
van Vrouwenpolder, Nieuw- en St. Joosland
of Arnemuiden rijden, zal het ons direct op
vallen dat we hier in een heel ander landschap
vertoeven. Het land ligt veel gelijker, vlakker,
men heeft er rechte 'wegen en sloten, ook vindt
men er bijna geen grasland. Tot ongeveer
1300 n. Chr. waren de gebieden bij Vrouwen
polder en tot ongeveer 1500 n. Chr. de ge
bieden bij Arnemuiden en Nieuw- en St. Joos
land nog grote zandplaten, schorren en slik
ken waar de zee nog geregeld overheen kwam.
Omstreeks die tijd is men begonnen met in
dijken, de laatste polders pas in de 19e eeuw,
het zijn dus nog jonge gronden. Bij de indij
king lagen de zandplaten aanmerkelijk hoger
dan de schorren en de slikken, de slikken la
gen het laagst. Omdat in deze gebieden geen
veen of slappe klei in de ondergrond aanwe
zig is, ligt het land nu nog zo, slechts over
vrij grote oppervlakten kan men de hoogte
verschillen waarnemen. Deze plaat-, schor- en
slikgronden worden onder de Nieuwlandgron-
den gerekend. Ze zijn op het bodemkaartje
aangeduid met MNb, MNs, MNk en MN1.
Uit het hiervoor omschrevene zal vooral de
boer en tuinder begrijpen dat er soms op één
perceel drie a vier soorten grond kunnen voor-
71