No. 3
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
lig. Zelfs daar waar nog een zavel- of kleidek
van 80 cm aanwezig is, heeft men in droge
zomers nog oogstvermindering. De lichte
plaatgronden hebben nogal last van „pannig-
heid" en stuiven. De plaatgronden zijn over
het algemeen matig geschikt voor grove
groente- en fruitteelt. Wanneer men het
grondwater in deze gebieden in het groei-sei-
zoen zou kunnen opzetten, zou men een be-
drijfszekerder grond krijgen.
De slikgronden, MNI, wijken practisch niet
af van de plaatgronden. Wel liggen ze aan
merkelijk lager. Hierom heeft men op deze
grond betere gewassen. In droge tijden hebben
de gewassen geen gebrek aan water, omdat ze
van het grondwater kunnen profiteren.
In deze korte verhandeling hebben we iets
van het ontstaan van de grond en enkele
eigenschappen van de verschillende gronden
opgesomd. Zoals zeker iedere boer weet, zijn
er nog veel meer verschillen in de grond, ook
deze hebben een oorzaak en kunnen wellicht
worden verklaard; wie hierover meer wil
weten raadplege het in het begin van dit ar
tikel genoemde boek.
De oude bewoning.
Al was Walcheren bij het begin van onze
jaartelling nog één groot moeras, toch woon
den er al mensen. De Romeinen, die in die
tijden de wereldmacht hadden en overal heen
trokken, waren zelfs in deze gebieden door
gedrongen. Men heeft dit vast kunnen stellen
aan de hand van scherven en overblijfselen
van gebruiksvoorwerpen, zoals van kruiken,
schalen, potjes en dergelijke, die men in de
grond heeft gevonden. Door dit materiaal te
vergelijken met materiaal waarvan men zeker
weet welk volk en in welke tijd men het ge
bruikt heeft, kan men er de ouderdom van
vaststellen.
Bij het in kaart brengen van de bodem van
Walcheren heeft men bij het boren en bij het
graven van sloten op verschillende plaatsen
scherven gevonden uit de tijd van de Romei
nen. Vooral in de Zuid-Watering en tussen
Domburg en Westkapelle zijn veel van deze
scherven gevonden. In de Zuid-Watering la
gen ze op het veen, men verbleef dus in een
min of meer moerassige omgeving. We kunnen
dus zeggen dat hier de klei en zavel (soms
meer dan een meter dik) die er boven op ligt,
afgezet is na de Romeinse tijd, ongeveer 300 n.
Chr. Bij Domburg en Westkapelle liggen de
scherven van deze ouderdom op de zavel, die
men naar boven haalt bij het „zaevelen", dus
die voorkomt onder de zware kleilaag. Deze
zavel is dus voor de Romeinse tijd afgezet.
Ook aan het strand bij Domburg zijn vooral
vroeger al veel Romeinse voorwerpen gevon
den, onder andere altaarstenen. Uit het op
schrift van een voorwerp bleek dat men op
Engeland handel dreef, er stonden woorden
van dank aan hun goden op, voor de behou
den overtocht. De scherven, die gevonden zijn
binnen het eiland, zijn wellicht afkomstig van
vissers of jagers, die er korte tijd verbleven.
Waarschijnlijk als gevolg van grote over
stromingen heeft men van bewoning tussen
300 en 500 n. Chr. niets kunnen bespeuren.
Op het strand tussen Oostkapelle en Dom
burg heeft men jaren terug ook oude begraaf
plaatsen ontdekt. Men vond er veel gouden
en zilveren munten en sieraden, die vermoede
lijk met de doden waren begraven. Uit de
jaartallen die op de munten stonden bleek dat
deze mensen hier tussen 500 en 900 n. Chr. ge
woond hebben. Uit de vele gouden en zilveren
munten en sieraden moet wel verondersteld
worden dat deze mensen een goed bestaan
hadden. Uit oude geschriften is gebleken dat
ze herhaaldelijk door de Noormannen zijn ge
plunderd. In de negende eeuw is men op en
kele plaatsen begonnen zich tegen deze benden
te gaan beschermen, door burchten met wallen
aan te leggen. De plaatsnamen met „burg" zijn
er nog herinneringen aan, b.v. Middelburg,
Domburg en Souburg. Dit waren waarschijn
lijk in die tijden al behoorlijke plaatsen.
Vanaf 800 n. Chr. is men ook op de ver
schillende kreekruggen en op de rand van de
poelgebieden, alsook op de kleiplaatgronden
75