No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT nuttig en gewenst in de geschiedenis te duiken, want het is niet onmogelijk dat er lezers zijn die zich al herhaalde malen hebben afge vraagd, waarom er een nieuwe verbinding moet komen tussen Schelde en Rijn. Zij denken daarbij vermoedelijk aan de Aard rijkskundeles, waarin zij leerden dat de vaar weg van Antwerpen naar de Rijn bestaat uit: Wester-Schelde, Kanaal door Zuid-Beveland, Ooster-Schelde, Keeten, Mastgat, Zijpe, Krammer, Volkerak, Hollands Diep, Merwe- de en de Waal. De stad Antwerpen is met deze verbinding echter niet tevreden en is hier feitelijk nooit mede tevreden geweest. Volgens onze Zuiderburen was de verbinding in vroe ger jaren door het Kreekrak en het Sloc veel beter, omdat de schepen dan beschut waren door de Zeeuwse eilanden. We doen dan ook het beste om U in gedachten mede te nemen naar het jaar 1585. De Spanjaarden waren toen al 17 jaar bezig met de strijd tegen onze voorvaderen. Laatstgenoemden konden in die dagen de Spanjaarden nog niet weerstaan. Juist in 1585 behaalden deze een groot succes; zij bezetten Antwerpen. Dit voor hen zo heuglijke feit was voor de jonge Republiek der Zeven Provinciën aanleiding om de Schel de af te sluiten. Ziehier het begin van het dra ma, waarvan we feitelijk op het moment de slotphase meemaken, zij het in andere vorm. Het is natuurlijk begrijpelijk dat deze afsluiting zeer nadelig was voor. Antwerpen. Feitelijk had Nederland als goede buur na de Vrede van Munster in 1648 de Schelde weer moeten openstellen. Dit is echter om allerlei redenen niet gebeurd. De Schelde bleef geslo ten tot de hereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1814. Antwerpen kon zich in het begin van de 19e eeuw dan ook weer ontplooien. Het is niet verwonder lijk dat in 1839 bij de scheiding van België en Nederland, er zorg voor gedragen is dat de mogelijkheid van afsluiting zich niet opnieuw zou kunnen voordoen. Krachtens het op 19 April 1839 gesloten tractaat zou de scheep vaart op de stromen en de bevaarbare rivie ren, die het Belgische en Nederlandse grond gebied scheiden of gelijkelijk doorlopen, vrij zijn. Bovendien werd er een artikel in dit tractaat opgenomen, dat als volgt luidt: „Indien natuurlijke gebeurtenissen of wer ken van kunst de in het tegenwoordige artikel aangewezen wegen van scheepvaart voor het vervolg onbruikbaar mochten maken, zal de Nederlandse Regering aan de Belgische scheepvaart ter vervanging der geregelde on bruikbaar gewordene wegen voor de scheep vaart, andere zodanige wegen, die even veilig en even goed en gemakkelijk zijn, aanwijzen". Ook verkreeg België bij dit verdrag het be langrijke recht, indien een kanaal of een weg zou worden aangelegd, uitkomende tegenover het kanton Sittard, deze kunstwerken op eigen kosten op Nederlands grondgebied tot aan de Duitse grens te verlengen. In 1873 heeft België van dit recht gebruik gemaakt door de aanleg van een spoorlijn van Ant werpen over Roermond naar Gladbach. Doch dit is een punt dat ons hier niet verder moet bezig houden. De voornaamste verplichting die Nederland dus op zich nam was het aanwijzen van een andere vaarweg, als dat noodzakelijk zou worden. In i860 was het zover, want toen werd de afdamming van het Sloe en het Kreekrak overwogen voor de aanleg van een spoorlijn VlissingenMaastricht. Het gevolg was dan ook dat in 1S67 voor de Belgische scheepvaart het Kanaal door Walcheren en het Kanaal door Zuid-Beveland werden aangewezen. Daar het Kanaal door Walcheren te ver Westwaarts ligt, werd dus het Kanaal door Zuid-Beveland voor de binnenscheepvaart van en naar Antwerpen de kortste weg. Hoewel deze verbinding beter is dan de oude door het Kreekrak, dit vaarwater was te ondiep zijn er toch van Belgische zijde vele bezwaren gerezen. Omdat deze bezwaren tot aan de dag van vandaag zijn blijven gelden, zal ik ze U in de tegenwoordige tijd geven: Ze zijn: 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 25