No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT daar de Commissie het eens is kunnen worden over plan no. 5. Dit betekent echter nog niet, dat het ook werkelijkheid zal worden. Om zo duidelijk mogelijk te zijn zullen we elk plan op zijn merites voor de oestercultuur toetsen. De Zeeuwse vissers hebben natuurlijk geen enkel bezwaar tegen plan no. 1. Toch is dit voor Nederland moeilijk te aanvaarden, daar er teveel cultuurgrond verloren zou gaan en bovendien een stuk natuurschoon beschadigd zou worden, nl. de Wouwse Plantage ten Z. van Bergen op Zoom. Het tweede plan is onaanvaardbaar, daar dan een dam zou moeten worden gelegd dwars door de oesterpercelen heen, terwijl de Eendracht uitgebaggerd zou moeten worden, waardoor vele mosselpercelen zouden ver dwijnen. Het derde plan heeft dezelfde bezwaren. Het vierde plan ziet er iets gunstiger uit, omdat het bezwaar t.o.v. de mosselpercelen niet geldt. Het bezwaar t.o.v. de oesterperce len blijft echter, zij het in mindere mate, be staan. De plannen 5 en 6 hebben hetzelfde be zwaar als plan no. 4. Nu plan 5, al of niet gewijzigd, wellicht werkelijkheid zal worden, moeten we er ons rekenschap van geven dat de kans bestaat dat zodoende de oesterteelt schade zal lijden. Het is wel zo dat de natuurbanken door de aanleg van een dam in het uiterste Oosten van de Ooster-Schelde niet verwoest zullen worden, maar de gevolgen van een dergelijke dam zullen zeer zeker vrij ingrijpend zijn. Deskundigen beweren dat de achteruitgang van de oesterteelt aanzienlijk zal zijn. Het grootste gevaar voor de oestercultuur is nl. dat de heersende wind en in het bijzonder de Wester- en Noordwester-stormen zand aan brengen, dat bij stil water neervalt en wel op de vlakten langs Tholen en het verdronken land van Bergen op Zoom. Een aan te leggen dam in de Oostelijke Ooster-Schelde kan op ruwe wijze de oestercultuur bederven, juist doordat het aangevoerde zand vóór de dam zal blijven liggen. Indien de dam nu juist naast de natuurbanken zal worden gelegd, waar kans op is bij verwezenlijking van plan 5, zullen de banken ongeschikt of minder ge schikt worden voor het opvangen en groeien van het oesterbroed, want waar de bodem uit zand bestaat, zijn er in het door de oester schelp stromende water niet zoveel voedende bestanddelen, dat de oesters in het leven kun nen blijven. Er zal zodoende dus gebrek ko men aan oesterbroed, waardoor de gehele oesterteelt aanmerkelijk schade zal lijden. Niet alleen deze natuurbanken zullen van een dergelijke dam de invloed ondervinden, maar ook de beroemde Yerseke-bank, omdat de samenstelling van het zeewater der Ooster Schelde een geringe wijziging zal ondergaan. Daar alle verandering in dit verband, achter uitgang betekent, zal ook aan dit aspect van de zaak aandacht moet worden besteed, te meer daar de Yerseke-bank zeer waarschijn lijk óók schade zal ondervinden door uitvoe ring van het Drie-Eilanden-Plan, welk plan al in een vrij ver gevorderd stadium van voor bereiding is. Het is dus mogelijk dat de oesterteelt nog voor de eventuele uitvoering van het Delta- Plan een gevoelige klap zal moeten incasseren. Het zal dan ook zaak zijn voor de Zeeuwse oesterkwekers om waakzaam te blijven en te trachten de dam zo Oostelijk mogelijk te krij gen, daar dan de schade tot een minimum zal worden teruggebracht. Wij mogen hopen dat degenen die momen tcel de plannen uitwerken, ernstig rekening zullen houden met dit gevaar, opdat de oes tercultuur niet met achteruitgang zal worden bedreigd in een tijd dat de kwekers reserves moeten vormen om bij een eventuele afsluiting ■van de zeegaten over voldoende middelen te kunnen beschikken. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 29