Zeeuws Tijdschrift Mijn Zeeuwse Familitj NUMMER 3 4e JAARGANG MEI 1954 door Lode Baekelmans E eerste jaren, door mijn ge heugen gekleurd, lopen van 1885 tot 1900. Ik kan nog iets herinneren van de „Wereldtentoonstelling", bewaar nog de reuk van pelswerk en leder in de Russische afdeling, zie nog een opgerichte reuzenbeer en ook de we reldbol boven de ingang. In die jaren ga ik naar school, ontdek de haven, de wereld, beleef gebeurtenissen o.m. de ontploffing van de kardoezenfabriek Cor- vilain in de zomer van 1889. Ook de figuren van omen en tanten krijgen gestalte. Zeer apart het wezen van mijn grootmoe der. Ik bezit nog het portret van de moeder van moederZij had strenge trekken en vinnige ogen. Mijn moeder leek sprekend op haar, heb ik me steeds voorgesteld. Ook van mijn grootvader bewaar ik een daguerreotype. Hij lijkt me een zwaarmoedig man. Het leven was hem niet mild, hij werd geplaagd door zorgen, ondermijnd door ziekte en ontgoo cheling. Verleden jaar trok ik naar Schouwen om er de herinnering aan mijn herkomst op te frissen. Mijn overgrootvader langs moederszijde kwam in 1804 van Oudewater te Zierikzee, huwde er Eva Hermans geboren te Oude Ton- ge. Hij was aannemer. Grootvader Hendrik Sirre zag het licht in December 1822. Hij huwde in 1848 te Bommel mijn aldaar gebo ren grootmoeder Johanna Jacobse (11 Fe bruari 1823). Te Zierikzee was grootvader Als vader Adam spitte En moeder Eva span Waar was dan de gentleman? logementhouder in het pand A 352, waar tot vóór het oprichten van het nieuw Ziekenhuis, het R.K. Ste Cornelia Liefdehuis gevestigd was. Nu woont in „De Mossel", het aloude huis aan de oude haven, waar eenmaal Karei V in Juli 1540 te gast was bij Opperdijkgraaf Le- vinus de Huybert, de arts van het ziekenhuis. In de tuin van het huis waar mijn moeder ge boren werd, was de boomgaard in de tijd van Keizer Karei schoner dan elders en groeiden er amandelen, vijgen en meloenen. Het Paradijs zal al verloren zijn geweest toen mijn grootvader het onzalig idee kreeg te Antwerpen een logement over te nemen en met vrouw en kinderen te verhuizen. Was hij de torenkruiers en schapekoppen beu? Had hij genoeg van de Zierikzeese jicht of volgde hij maar het voorbeeld van velen die Zierikzee verlieten voor het land van belofte? Ik weet het niet, maar op 27 Mei 1856 vertrok het gezin naar Antwerpen, 't Was de tijd van de Zierikzeese uittocht en de Antwerpse uitgroei. In Juni 1856 is het gezin ingeschreven Mut- saertstraat 8, maar reeds 1 Januari 1858 woont het in de Kloosterstraat 5, verhuist in Mei van het volgend jaar naar de Zirkstraat en zes maanden later naar de Twaalfmaan- denstraat 2. 't Moeten benarde jaren geweest zijn. Wat heeft mijn arme grootvader moeten doen om aan de kost te komen? Ik weet het niet eens bij benadering, enkel dat de zaak in de Mutsaertstraat zijn bezit zwaar had aan getast. October 1S61 wordt nogmaals verhuisd, 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 3