ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 ditmaal naar de Schipstraat 16. De Schipstraat werd gesloopt bij de verbreding van de Schel- dekaaien. Van de Schipstraat heb ik vaak ho ren vertellen door mijn moeder. Een oude tie rige straat uit het Schipperskwartier, waar de Zeeuwse kinderen opgroeiden en ravotten, waar nog twee kinderen geboren werden, tan te Katoo en nonkel Charel. Het gezin moet de eerste verdieping bewoond hebben want moeder sprak wel eens van de bovenburen, de familie Boeyen. De man was muzikant die op bruiloft en bal speelde en zijn zoon met priegel en hardheid tot de kunst wist op te voeden, de kunst die de zeden verzacht. De zoon Karei Boeyen heb ik nog gekend. Hij was een guitig Sinjoor die menig volkslied ge- toondicht heeft o.m. „De Bloem des Bals", tekst van Frans de Cort. Op het einde van zijn leven was hij ook herbergier in de Kaasstraat, „In heel de Wereld". Zijn wijs klein vrouwken, uit de Eifel afkomstig, kon hoofdschuddend van haar „Karei" vertellen, 't Was toch zo'n dwaze, goeie vent. Zij stikte in tranen toen zij bij mijn voorganger, de oude Schepmans, in de openbare bibliotheek in de Blindenstraat, de twee op zijn sterfbed nog gelezen werken „Plezante Mannen in een ple zante Stad" van Edward Poffé en „Tille" terugbracht, ,,'t Was ein goeie fent, ein beetje zot, ein artist, meneer Schepmans." Is het in herinnering aan de muzieklessen in de Schipstraat, dat mijn moeder mijn vader nooit heeft gesteund wanneer hij mij in de edele kunst wou doen opleiden! Vader was zelf een stuksken muzikant! Thuis bewaarde hij, met eerbied zou ik zeggen, het instrument dat hij in de Luythaegen bespeeld had als lid van de harmonie „Euterpa". 's Zondags 's morgens haalde hij zijn piston van de muur en begon, het oog op zijn muziekboeksken, te blazen. Een paar maten slechts en dan liep het mis. Dan moest hij aan de pistons prutsen, riep Cor, mijn moeder, een tasje melk te bren gen om het kopergroen van de ressorts weg te werken, stak alles weer in elkaar, blies met bolle wangen weer twee maten zonder beter Grootvader HENDRIK SIRRE 1822 -1867 Naar een schilderij uit de Zierikzeese tijd resultaat. Dan sloeg de klok en moest hij zich reppen om naar de Vogelenmarkt te gaan met een gebuur of met kunstschilder Stuyck. De groenige melk bleef staan, het instrument er naast. Zo heb ik dan maar geen muziek geleerd. Het toeval heeft zo weinig nodig en stellig miste ik de roeping. De Schipstraat moet een onzalige tijd ge bracht hebben. De ontgoochelde, zieke groot vader heeft het nog zes jaar uitgehouden. Hij verliet de boze wereld op 16 December 1867, liet een weduwe met zes kinderen na waarvan de oudste amper zeventien jaar oud was. Maar grootmoeder, die waarschijnlijk reeds lang het roer in handen had, ging niet bij de pakken zitten. Streng regeerde zij de kinde ren, onderdanig en betrouwend: dragend wat de Heer haar had opgelegd. De oudste twee kinderen waren wellicht 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 4