ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 Wapen van Burg" kende ik het rijmpje nog: Schouwen, Schouwen, Schouwen! Het zal je rouwen Dat je hebt genomen mijne vrouwe Heel Schouwen zal vergaan Alleen de toren zal blijven staan. De legende zou voor de bezoekers in de deuren van de eetzaal bewaard worden in ge brandschilderd glas en daar komt nu een Ant werpenaar en kent warempel het oude rijmpje. Een jaar later zit ik te Boschhek onder Breda en schrijf wat ik me voorgenomen had op Schouwen te doen. 't Is een grijs weer. Achter de gemeenteweide en het geboomte zit de toren van Breda weggedoken in de mist. Rechts het bos en zijn dreef, de weg naar de stad. In Juli 1878 is grootmoeder gaan wonen Boterrui 3, een paar jaar later stond zij inge schreven Reyndersstraat 20, in 1S85 verblijft zij in de Kaasstraat 28 om weer naar de Reyn dersstraat 20 te trekken waar zij op 25 Ja nuari 1891 sterft. Haar reis was volbracht. Aan de Kaasstraat bewaar ik de klaarste herinnering. Het benedenhuis was het maga zijn van John de Wit. In het portaal dat naar de bovenwoning toegang gaf meende ik tabak te ruiken. Maar op de trap rook ik verse kof fie. Boven zat grootmoeder voor het raam dat uitzicht gaf op het veer van de Sint Annekens- boot en op het Steen. Aan de voet van de achtergevel werd gebouwd en werd ik geboeid door het bedrijf. En de porceleinen paardjes op de schouw bekoorden me. Bij de koffie kreeg ik bitterkoekjes. Eva, tante Dien zoals zij genoemd werd, zat te naaien. Mijn meter was getrouwd met nonkel Guillaume, die voor John de Wit de schepen afliep die geproviandeerd moesten worden, 't Was er zeer stil, knus en vredig. Rond groot moeder was eindelijk, veronderstel ik, rust ge komen. Maar wat al zorgen zal zij dan weer voor haar kinderen gedragen hebben. Groot moeder ondervroeg me telkens over de school. Ik wist toen niet, dat deze school haar in stemming niet had. Ik zal negen geweest zijn toen zij mij weer aan de tand voelde. Wat hebt ge vandaag geleerd, mijn jongen! Over de Geuzen, Grootmoe, hoe zij ge vochten hebben voor de vrijheid. Het woord vrijheid rook naar de school meester. De Geuzenherhaalde grootmoe, be dachtzaam. Toen het tijd was om naar huis te gaan is grootmoeder opgestaan, heeft haar zwarte mantel aangetrokken waarop zo deftig een witte jabot pronkte en heeft me thuis ge bracht. Ik begreep weldra dat ze met vader zeer ernstig gesproken had, want 's anderendaags heeft Pa me terzijde geroepen en me gevraagd wat ik aan grootmoe had gezegd. Vol vuur sprak ik over de strijd der Geuzen tegen Spanje, van brandstapel en inkwisitie. Ja, zei mijn vader bedachtzaam, de mees ter zal het wel beter weten, maar jongen, ik zou er aan grootmoe maar niet meer over spreken. Ja, heb ik wijs geantwoord. Ik weet niet meer of zij aanwezig was op mijn communiefeest, zie haar bij mijn zieke meter toen deze een longontsteking te boven kwam, bedaard, ernstig en met troostende woorden gewapend. Ten slotte bewaar ik voor altijd het beeld van het gemilderd en kalm gelaat toen zij op haar doodsbed lag. De Heer had zwaar ge slagen, maar zijn dienares had gelaten en moe dig haar lot gedragen. De kleinzoon die nu dit portret tekent, moest voor de eerste maal een begrafenis bij wonen. Anna Christina, mijn oudste tante, in 1850 geboren, blijft in mijn herinnering een statige vrouw met vinnige donkere ogen. Ik meen te weten, dat er iets haperde in de verhouding met mijn moeder. Tante Anna deed aan grootmoeder denken, wat haar uiter lijk betrof. Ik denk, dat zij geen tegenspraak kon dulden. Haar man, nonkel Leonard, was 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 6