No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT weinig van zeggen want zijn vrouw bedisselde alles. Zij dreven een shipshandlerzaak op de Plantijnkaai waar het rook naar cavendish, alcohol en floridawater. Nonkel Leonard was heelder dagen de baan op om zeekapiteins offerten te doen of bestel lingen af te leveren. Hij sprak voldoende En gels voor zijn zaken en wist bij de kapiteins met de borrel, zijn man te staan. De affaire moet gebloeid hebben voor de royale huishou ding. Er waren drie kinderen: Louis, de oud ste, liep in vaders voetstappen, Jeannette was een zeer pront meisken, moeders evenbeeld. Jeannette had een licht spraakgebrek. Zij kwam als kind vaak over de vloer en was me zeer vertrouwd. De jongste zoon, een bedor ven jongen, veranderde dikwijls van school zonder dat het hem baten mocht. Toen het hun nog voor de wind ging, kleed de tante Anna eerste communiekanten uit de parochie, trakteerde de kinderen, was door de pastoor ontzien en in de familie werd haar vrijgevigheid beoordeeld. Het zal grootmoeder wel blij gestemd hebben dat haar oudste doch ter zo vroom was. God zegende haar met aardse goederen. Het is dan ook maar gelukkig dat groot moeder wel de grootheid maar niet het verval heeft mogen beleven. De zoon stierf en nonkel Leonard kon het niet meer bolwerken. De jongste bleek ongeschikt. De familie betrok een bovenhuis nabij de Sint Jansvliet, de oude man moest het kostje bijeenscharrelen door le veringen aan bevriende kapiteins als agent van een meer fortuinlijke zaak. Nonkel Leonard was nog stiller geworden. Jeannette was getrouwd. Dan is nonkel gestorven, een poos later zijn jongste zoon, en ik weet niet meer of tante haar man niet is voorafgegaan. Tijdens de jongste bezettingsjaren is Jean nette gestorven. Enkele weken voor haar dood had zij de wens te kennen gegeven mij nog eens te zien. Ik bezocht haar aan haar sterfbed. Zij sprak over onze jeugdspelen en zei, alsof zij op de verhouding van onze ouders wou zinspelen, dat wij kinderen toch altijd goede maatjes waren geweest. Waren de gezinnen zonder veel omgang dan zal het wel gelegen hebben aan de kerkse gezindheid van Tante en de roep dat mijn vader een Geus was. En dan de karakters van mijn eerder be scheiden moeder en haar wat hautaine zuster. Zo gaan de mensen elkaar vaak rakelings voorbij! Hierbij denk ik hoe Tante toch, na de dood van de oudste broer, een van de vier wezen in haar gezin opnam en grootbracht. Oom Jan Petrus werd nauwelijks acht en veertig. Na de dood van grootvader was de zeventienjarige knaap de kleine wereld inge trokken. Wat deed hij al niet om aan de kost te komen? Ik weet enkel nog, dat hij als ar beider in de vismijn stond. Daar heb ik hem eens gezien met een haak in de hand, bij de vis op de blauw arduinen toonbank. Daarom wellicht bewaarde het schilderij van Edgard Farasijn „De oude Vischmarkt te Antwerpen" voor mij een bijzondere bekoring. Een man met de broekspijpen in grijs gespikkelde sok ken gestoken. Het portret van zijn vrouw is me nog vager. Een bleke vrouw die vijf jaar vóór Oom stierf. Hij bleef met vier kinderen achter. Na zijn dood werden de twee oudste meisjes door de familie van tante aangetrok ken en naar een kostschool gestuurd. De oud ste jongen kwam bij tante Anna in huis en de jongste werd door tante Dina opgenomen. Vroeg liep het leven van de zoon van mijn grootvader ten einde. Hij zei nooit veel, ik kan de klank van zijn stem niet meer herinne ren, maar zijn vervaagd gelaat blijft in zwaar moedigheid verdoken. Mijn meter, Eva Martina, was twee jaar ouder dan mijn moeder. Zij leefde met groot moeder ook na haar huwelijk met oom Guil- laume van Herle die uit Hasselt te Antwerpen was neergestreken. Haar gezin was me het meest vertrouwd. Geregeld kwam zij op be zoek en als kind was ik er thuis. Tante Dina bleef trouw aan de taal van 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 7