No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Walcherse dracht begin en einde 19e eeuw ziel en het was daarom zo driedubbel pijnlijk, omdat hier de beperkte financiële kracht van deze eenvoudige mensen, volkomen onver diend, hun prestatie, hun respectabele bedoe lingen neerhaalde. Het is pijnlijk, wanneer de armere bespot wordt om zijn armer zijn, het is om er spetterend kwaad over te worden en toch gebeurde dat in feite hier dóór het cos- tuum en de mensen deden het zelf en ze merk ten het niet eens en dat was nog het pijnlijkste. Wanneer de ijdele Koning uit het sprookje van Andersen publiekelijk in zijn hemd loopt, uit snobisme eigenlijk, dan kunnen we lachen, maar wanneer de sociaal zwakkere publieke lijk in zijn hemd staat, uit zwakheid en naïe- veteit, dan is dat om des duivels te worden. Een Zuid-Bevelands-, een Westkappels Dames koor, dat in streekdracht optreedt, doet ver standig, mits het de dracht keurig en stipt draagt en er niet met de pet naar gooit. (O, Westkappel!). Een harmoniekorps, dat zich in uniform steekt, doet verstandig. O, we weten het best, hoe dom het is, wanneer men liever uniformen koopt dan de nodige nieuwe instru menten, we weten het best, dat goede muziek uit burgerpakkies beter is dan slechte uit ad miraalsuniformen, maar het moge dan hier toch ook maar eens gezegd zijn, dat een corps van confectiepakkies een dissonant heeft, die de jammerlijkste prestatie van een voor het oog gesloten formatie niet kent. De groeps- dracht is en blijft voor de gewone man en niet minder voor de gewone vrouw de enige weg tot maatschappelijke waardigheid-in-ver- schijning, tot een rëeel gedistingeerd uiterlijk. De talrijke groepsdrachten, die we dagelijks mogen aanschouwen, bewijzen, dat men daar gaarne naar handelt. Dit is de eerste der 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 11