ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
„aderingen", waarvan we hierboven spraken.
De tweede is deze, dat in het tegenwoordige
stromen, reeds sedert enige tijd, de streek-
dracht opduikt op een volkomen nieuwe plek:
die van V.V.V.-costuum ordinair gezegd
die van representatie-costuum schoner
gezegd. Reeds vanouds „verkleedde" wie in
Zeeland te gast was, zichzelf, of althans zijn
kinderen, in Zeeuws costuum en liet zich foto
graferen. Gaandeweg is dit een vast element
in de vreemdelingenindustrie geworden en de
fotografen hebben hiervoor hun costuumver-
zameling en hun kleedsters. Hiermede min of
meer gepaard gegaan is de goede gewoonte om
bij gelegenheden, dat een typische streekrepre-
sentatie wordt bedoeld, de kinderen in de
streekdracht te doen optreden. Als H.M. de
Koningin Middelburg bezoekt, worden haar
bloemen aangeboden door jonge meisjes in
Walchers costuum. Als onze consul in Hong
kong eens typisch Hollands voor de dag wil
komen, verschijnt zijn dochtertje in (helaas
abominabel) Walchers costuum. Tot dusverre
beperkte deze wijze van representatie, dit han
teren van de dracht als symbolisch costuum,
zich meestal tot de kinderen. Slechts een
enkele moedige Burgemeestersvrouw heeft
zich, naar wij menen, ook wel eens aan het
experiment gewaagd. Deze schuchterheid is
misplaatst. We herinneren eraan, dat Prinses
Wilhelmina, als jonge Vrouw, niet schroomde
zich in Fries costuum te steken. We herinneren
ons Prinses Juliana in Axels costuum. We her
inneren eraan, dat de dracht als symbolisch
costuum in allerlei oorden van het buitenland
een eigen, nuchter en gezond leven heeft; men
denke b.v. aan de vele, verschillende Zwitserse
en Oostenrijkse costumes, aan het Schots na
tionaal costuum, aan dat van Wales bij plecht
statige gelegenheden. Men hoeft zich werkelijk
voor zoiets niet te generen, integendeel: wie
in dit opzicht durft te pionieren, verdient
steun en bijval, om allerlei redenen. Want zo
als onlangs in de Kantlijn van de P.Z.C. te
recht werd betoogd hier liggen mogelijk
heden, het ontginnen waard. Er liggen ook
gevaren.
Het voornaamste gevaar van een verdere
ontwikkeling in de hier bedoelde richting ligt
voor de hand: we kennen allemaal het jam
merlijke schouwspel van de flodderige ver
kleding. Wanneer dit verkleden in handen
valt van ondeskundigen, die er maar wat van
maken, verdwijnt onmiddellijk de „pront
heid", de keurigheid, de prachtige stiptheid,
die onze dracht adelt. Voor een dergelijke ver
wording, welke de Walcherse boerin met één
minachtend woord, als „sloef", buiten de deur
zou zetten, zouden we ons alleen maar kunnen
schamen. Het peil van het samenraapsel, dat
het kaasverkoopstertje op de Amerikaanse
tentoonstelling pleegt te vertonen, zou zeer
snel bereikt zijn. Deskundigheid en respect
voor het gehanteerde materiaal, kennis en eer
bied voor de historie te dezen zijn volstrekt
nodig om een ontwikkeling in deze richting
te doen slagen. Een verantwoordelijkheidsge
voel voor de qualiteit van het geleverde is
hier absoluut vereist en was tot dusverre ge
lukkig ook dikwijls aanwezig.
Een ander gevaar is o.i., dat men, al te zeer
omziende naar de voorbije glorie, naar de
oude dracht, die nu afsterft, zal trachten de
symbolische dracht, de feestdracht, waarop
thans gemikt zou moeten worden, te fixeren.
En dat nog wel op de vormen der laatstelijk
bestaande oude dracht. Dit zou een fout zijn.
Allereerst omdat dan al te zeer het accent zou
komen te liggen op het folkloristische-, het
curiositeits-facet, dat nu eenmaal niet te
scheiden valt van een zeker element van ach
terlijkheid en depreciatie, hetgeen de propa
ganda wel zeer zou belemmeren. Wil deze
representatieve dracht slagen, dan moet ze
juist géén folkloristisch stempel dragen, dan
moet ook de élite, de rijkere, de intelligentsia
haar als een pleziertje kunnen dragen, zoals
men zijn badpak, zijn tenniskleding draagt.
Daarnaast zou het bovendien fout zijn, omdat
alle fixering doodt en geen ontwikkeling, geen
100