Het Domburgse strand
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
tiatief zien als een springplank naar verder?
1' Appétit vient en mangeant! We hopen van
harte, dat ook het volgend jaar de stad Mid
delburg het experiment zal willen voortzetten.
We zeiden: experiment. We menen niet
ver mis te tasten, wanneer we aannemen, dat
de beide ondernemende Overheden de hier
gecombineerde manifestaties in dit licht be
schouwd wensen te zien. Dit ligt ook voor de
hand. Het aantal voetangels en klemmen op
kunstgebied is groot en de beeldende kunst
vormt hierop geen uitzondering. Het spreekt
vanzelf, dat niet alle vragen direct bij deze
eerste stappen reeds hare beantwoording heb
ben gevonden. Dat kan niet en dat hoeft ook
niet. Het voornaamste is, dat er een begin is
gemaakt. Een begin, dat ongetwijfeld de no
dige nuttige ervaringen zal hebben opgeleverd,
waarop straks kan worden verder gebouwd.
Wij stellen ons voor, in het a.s. najaar in ons
tijdschrift een nabetrachting te publiceren van
de hand van één onzer medewerkers, waarin
zal worden getracht een samenvatting te ge
ven van de conclusies, waartoe deze eerste
schreden z.i. zullen mogen leiden. Onder het
motto van de door Henrick Mulder aange
haalde woorden van het Tweede Kamerlid
H. J. Hofstra: „de werkelijkheid van morgen
is herhaaldelijk niet anders dan wat vandaag
als utopie wordt afgewezen."
(Fragment uit een Walchers rijmjournaal)
Vanochtend was ik aan het strand,
Daar was 't, als altijd, zeer plezant.
Want dl die zee en dl dat zand,
Die maken 't mensdom avenant
En eigenlijk is 't vreeslijk zoet,
Als 't niet, uit angst, het kwade doet.
Je zag het uit de verte al:
't Was weer een spartelig geval
Van blotigheid en hupse kleuren,
Waarmee we eikaars illusies fleuren.
Van rood en geel en paars en bruin,
Het was een feestelijke tuin,
Een hoogst wanordelijk gedoe,
Als was men alle regels moe.
De Pa's met hun kantoor gezicht
Ontspanden zich van hun gewicht
En liepen in een shortje rond,
't Was idioot, maar zo gezond!
De kindertjes krioelden zeer
En waren danig in de weer.
Het was je reinste potverteren,
We deden niets dan consumeren.
Een goeiig paard versjouwde ijsjes,
Een hele horde Ma's en meisjes
En ook wel mannetjes lag stil
Te lijden met een zonnebril.
Dat was het soort, dat gelooft in zonnen,
En ieder denkt: wat ben 'k begonnen!
Maar ja, voor een gebronsde huid
Staat een bleek stadsmens graag wat uit.
Dies lagen ze op apegapen
Voor 't goede doel in 't zand te slapen.
Soms mochten ze in zee wat plassen
Om 't zweetje weer wat af te wassen,
En zakten dan bedwelmd weer néér,
Want Nivea verkoopt graag méér.
Met bifbats, balletjes en ringen
Viel er véél heen en weer te springen
En nergens zag je iets van ruzie,
Het was compleet een grote fusie
Van goede wil, verdraagzaamheid,
Vacantie, vrijheid en jolijt.
Veel ogen keken erg astrant,
Maar de bedoeling was charmant.
Er kwamen horden, net als mussen,
Van dagjesmensen uit de bussen.
Met zwarte schoenen, zware tassen,
Met idealen, dikke jassen,
Zwoegden ze dapper door het zand,
Op uittocht naar 't beloofde strand!
106