Positie en mogelijkheden
van het amateur-toneel in Zeeland
No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
ruimte gehad. Het gevolg was dat, als men
wegtrok, vaak Zeeland verliet. Ook in dit op
zicht is elke verkeersverbetering in deze pro
vincie toe te juichen.
Tenslotte zijn daar nog de sociaal-culturele
voordelen. Het onderwijs voor de Noord-Be
velander (M.T.S., lycea, technische school e.d.)
ondergaat een verbetering, waarvan trouwens
ook de instellingen zelf profiteren. Ook deze
hebben te lijden onder een zeer verspreid wo
nende bevolking. Hetzelfde geldt voor cultu
rele voorstellingen, bijv. in Middelburg en
Goes. Slechts vaste verbindingen zijn perma
nente verbindingen; zij kennen geen onder
scheid tussen dag en nacht, zoals veerboten!
Het in vele opzichten stabiele Zeeland gaat
dus ook door het Drie-eilandenplan verschui
ven. Voor de afsluiting der zeegaten is het
een laatste voorproefje.
Drs M. C. VERBURG.
1) Jhr Ir J. de Ranitz en Ir M. de Vink: „Er op
of er onder. Een oproep tot Zeeuwse actie voor een
beter en welvarender Zeeland", Middelburg 1945.
2) Resp. volgens het Verslag van de Landbouw over
1950, blz. 283 en volgens de 6de landbouwtelling van
1950.
3) „Ontwikkelingsplan voor Zeeland met betrekking
tot bevolking en industrie", Economisch Technologisch
Instituut voor Zeeland, Middelburg 1952, blz. 68.
4) „Afdamming zeearmen". Derde interim-advies,
uitgebracht aan de Minister van Verkeer en Water
staat, 's-Gravenhage 1954, blz. 8.
5) J. van Veen, Land below sea level, 's-Gravenhage
1953, blz. 19.
door Hessel Jongsma, juiy-Iid Zeeuws Landjuweel 19531954
IJN belangstelling voor de
toneelbeoefening door leken
in hun vrije tijd moet ik wel
met de moedermelk hebben
ingedronken. In de tachti
ger jaren van de vorige
eeuw was mijn moeder spe
lend lid van een boeren-rederijkerskamer in
een Gronings dorp en haar verhalen over de
repetities en de uitvoeringen van „Het Heide
bloempje" hebben mijn kinderjaren aangenaam
opgeluisterd. Ik herinner ze mij nog levendig
en het beeld, dat ik mij uit haar in hoofdzaak
humoristische herinneringen heb kunnen vor
men, was voor deze toneeloefeningen niet bij
zonder vleiend. De uitstapjes op de planken
onder leiding van de bovenmeester werden
door niemand in het dorp helemaal ernstig ge
nomen, ook door de spelers niet. Men had on
der elkander een uitbundig pleizier om de po
gingen, zich in het Nederlands uit te drukken
en om de hardnekkigheid, waarmede sommi
gen de medeklinker h uitspraken op plaatsen,
waar zijn aanwezigheid ongewenst is. Het was
uit een algemeen vormings-oogpunt natuurlijk
zeer loffelijk, dat deze jongelui niet in hun
streektaal speelden, maar in het Nederlands,
gelijk ook op het ogenblik de Groningse rede
rijkerskamers als regel nog plegen te doen,
doch daartoe beperkte zich hun verdienste.
De grootste aantrekkelijkheid van de uit
voering, zowel voor de spelers als voor het
publiek, waren de vergissingen, welke steevast
werden gemaakt in de uitspraak, in het opko
men op het toneel te vroeg, te laat of in
het geheel niet in het blijven steken in de
tekst, enz. De bezoekers zagen in de figuren,
die zich onwennig op het toneel bewogen, niet
de personen uit het stuk, maar in de eerste
plaats Berend, Tjaard, Remko, Zwaantje,
Roelfien en hoe ze verder mochten heten, met
hun aan allen bekende gewoonten en eigen-
119