Quys
No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
heeft daarbij ook gelegenheid gehad om met
verschillende provinciale besturen te spreken
over de wijze, waarop in Engeland de provin
ciale besturen de arbeid van de "drama orga
nizer" steunen. Of hij in Zeeland is geweest,
is mij niet bekend, doch het lijkt mij toe, dat
in Zeeland een provinciaal toneel-adviseur van
grote waarde zou kunnen zijn voor de ver
dere ontwikkeling van het amateur-toneel,
waarvoor een gezonde basis aanwezig is.
VLISSINGEN, 23 Juli 1954.
Aan
de Heer L. W. de Bree,
redacteur Zeeuws Tijdschrift.
Amice,
Je vraagt mij een korte bijdrage voor het Zeeuws Tijdschrift over het verloop van de
Constantin Guys-tentoonstelling. Ik heb mij eerst afgevraagd, wat de bedoeling van de
redactie kon zijn. Voor alle zekerheid heb ik nog eens nagezien, wat het Zeeuws Tijdschrift
beoogt. Dit gaf mij een verklaring: kennis omtrent Zeeland en zijn bewoners. Nu, ik geloof
wel, dat ik een kleine bijdrage tot die kennis kan leveren. Je hebt zelf de tentoonstelling
meer dan eens bezocht. Geloof, dat wat ik, een Zeeuw, schrijf, niet slaat op jou en op die
kleine groep Zeeuwen, die van het begin af het project enthousiast gesteund hebben. Ook
niet op die al even kleine groep, die een bezoek bracht en geestdriftig het museum verliet.
Dit is de situatie: een Zeeuwse gemeente, met bescheiden middelen toch altijd, vat het
stoutmoedige plan op, een tentoonstelling te maken, gewijd aan een Frans kunstenaar, die in
ons land nog vrijwel onbekend is, in Frankrijk en andere landen daarentegen grote bekend
heid geniet. Zo gezocht is zijn werk momenteel, dat men voor een tekening of aquarel
van zijn hand graag een prijs betaalt gelijk aan of hoger dan die van een Delacroix.
Die gemeente spaart kosten noch moeiten om niet alleen de eigen bevolking, maar de
gehele provincie een tentoonstelling te brengen van internationaal niveau.
In 1952 is in Parijs een Guys-tentoonstelling gehouden. Max Nord schreef er over in
Vrij Nederland: het is de gebeurtenis van het Parijse seizoen, men staat er voor in de rij.
Nord vraagt: wordt het geen tijd, dat van deze, toch in Nederland geboren kunstenaar in
ons land eens iets te zien valt? In Vlissingen is men dan al met de uitwerking van de plan
nen bezig, onder grote moeilijkheden en niet zonder tegenwerking van buiten. Ik bespaar
je een opsomming daarvan, je hebt er trouwens meer dan eens iets van mij over gehoord.
Dergelijke dingen is men vergeten als het museum verbouwd is, een fraaie affiche gedrukt
en een catalogus uitgegeven, die de afgunstige bewondering van een Parijse museumdirecteur
(niet bepaald een kwajongen) weet op te wekken.
Er komt dan ook nog een ambassadeur aan de opening te pas, niet omdat hij zich daar
nu eenmaal niet aan kan onttrekken, maar uit werkelijke belangstelling en waardering.
Daarna wacht men, toch wel enigszins gespannen, op het resultaat van twee jaar gezamen
lijk werken. Men voelt zich gesterkt bij het vernemen, dat de stad Kopenhagen deze expo
sitie graag had overgenomen.
Nu komt de beloofde bijdrage tot de kennis omtrent Zeeland en zijn bewoners. Ik zou
je willen uitnodigen, eens een dag bij de kaartjesverkoper in het Museum door te brengen,
als dit niet zo'n ontmoedigende bezigheid was. Je zou bezoekers zien komen uit België, zeer
enthousiast, met boeken, catalogi van vroegere Guys-tentoonstellingen en een onuitputtelijke
belangstelling, uit Frankrijk, Duitsland en Engeland. Uit eigen land ook, maar dan uit
„ITolland", in elk geval van buiten de provinciale grenzen. Het is de burger moeilijk aan
125