De klederdracht ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 door J. C. van Schagen N het Zeeuws Tijdschrift van September 1952 publi ceerde Drs. P. van Houte enige lezens-waarde be schouwingen over de Wal- cherse klederdracht. Ze vingen aan met het citaat: Das Alte stürzt, es andert sich die Zeit, und neues Leben blüht aus den Ruinen. We hebben sindsdien wel eens gedacht, als we zo eens een sprietje tussen de brokken vonden: zou dit nu het nieuwe leven mogen zijn? Maar de poging om daar dan wat soulaas uit te puren, deed altijd nogal geforceerd aan en we zijn ons tenslotte gaan afvragen, of we maar niet beter deden, ons verlies te nemen en er verder geen doekjes om te winden? We moeten immers zakelijk zijn? Intussen, zo zakelijk als we geworden menen te zijn, hebben we nu juist een Zeeuwse demonstratie achter de rug, waarin de kleder dracht als pièce de milieu fungeerde. Wat was dit nu eigenlijk? We hebben gezegd, dat we trots waren op onze oude drachten. We hebben ze gepresenteerd, als behoorden ze tot het beste wat we bezitten. Als hoorden ze tot de karakteristiek Zeeuwse verschijningen. Als een element van waarde, dat ons eigen is dus. Maar hoe zit het dan, dat we wel vele schone woorden hebben geplengd, maar niet minder degelijk ervoor hebben opgepast, dat wij zélf, of onze Vrouwen en dochteren, hierbij in Zeeuws costuum verschenen? Wij hebben dat, enkele allersympathiekste uitzonderingen daargelaten, aananderen overgelaten. Hoe zit dat? We hebben het gevoel,, dat het een beetje gecompliceerd zit en dat verschillende motieven hier door elkaar spelen. We zouden willen trachten een beetje uit deze war te ko men. Misschien, dat er nog iets positiefs bij op te vissen valt, waarmede we het verleden zou den kunnen eren en de toekomst dienen tege lijk behoren we niet voor beide een zwak te hebben? Wat is de dracht eigenlijk? Hoe kwam ze in de wereld? Waarom hield ze stand? Waar om gaat ze onder? Dit lijken zo de eerste vra gen. De dracht kwam voort uit het gewone bur- gercostuum. De bekende deskundige, de Heer J. de Bree te Oostkapelle, weet daar heel veel interessants van te vertellen. Hoe de dracht zich, onder de invloed van het landelijk isolement, ontwikkelde als een zich steeds verder van het origineel verwijderende en ge leidelijk in geheel eigen wegen verlopende variant van wat oorspronkelijk normale bur gerdracht was. Een variant, juister gezegd: een bouquet van varianten, dat het stempel ont ving van de economische en culturele omstan digheden van haar milieu en welker vorming beheerst werd door de twee schijnbaar tegen strijdige en niettemin zeer nauw samenhangen de menselijke behoeften: een niet uit de toon vallend lid te zijn van de gemeenschap en tegelijk één, die zich onderscheidt van zijn buurman. „Kategorische imperatief" en dis tinctiezucht, ze hebben beide hun werk aan de dracht gedaan. Terwijl enerzijds de dorpsge meenschap, het keurslijf van de categorie, de dracht bij elkaar hield je had je in die ge meenschap eenvoudig niet senang gevoeld, als je anders was gaan doen dan de anderen hield anderzijds de vooral vrouwelijke behaag zucht het leven in de brouwerij en de mode in de dracht. Want zolang ze leefde, is ze zich nimmer gelijk gebleven; veranderde levens wijze, veranderde economische omstandighe- 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 4