Jan Heyse
No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
het Haringvliet en de Grevelingen zijn afge
sloten, maar de Oosterschelde (nog) een open
zee-arm is, door welke oorzaak dan ook, ge
ruime tijd zal duren.
Het laatste hier naar voren te brengen
vraagpunt luidt dan ook:
Indien bij de uitvoering der plannen er een
periode mocht optreden, waarin de Ooster
schelde (nog) niet is afgesloten, welke plano
logische gevolgen zal dit dan kunnen hebben?
Tenslotte bepleit de Commissie een samen
vattend plan, waarin al de genoemde pro
blemen zijn verwerkt.
De eigenlijke opgave is verder de greep te
houden op het geheel, waarvan de delen elkan
der in wisselwerking beïnvloeden. Hierbij zal
het vooral aankomen op de vraag, hoe en
waar bepaalde maatregelen kunnen worden
opgenomen in het geheel. Deze vormgevende
factoren zullen echter slechts in onmiddellijk
verband met de waterstaatstechnische projec
ten hun neerslag kunnen vinden in de ruimte
lijke plannen, die het doel zijn van de verdere
studie.
M.C.V.
door J. C. van Schagen
IDDELBURG, 1882. Een
deftig, stil stadje. Ver weg,
in een zeer stil, bloeiend
land. Wij kunnen nu niet
meer begrijpen, hoe stil het
leven toen was. Soms, in
Veere, een zomerochtend in
de vroegte, dan is er nog iets van. Er beweegt
niets. Ergens rinkelt een ketting. Een meeuw
zit op het muurtje. De bomen prevelen zacht
jes in zichzelve. Het water speelt aan het wal
letje, geluidloos. De zon schijnt. Dan gaat er
een visser voorbij, op klompen, en aandachtig
luistert de Kade naar dit uitvoerig gebeuren.
Daarna is er dan opnieuw een langdurige stil
te. Droom.
De rust, de vastheid van die jaren. Als je
eraan terugdenkt, hoe het leven toen was, dan
lijkt het één lange, oneindig verre droom. Een
onbereikbaar ver land, dat nu verloren is en
waar het altijd zonnig was en klaar en zacht
van bewegen. Een wereld, waar ieder ding
rustig in zijn waarde stond, in roerloze ver
vulling, en was. Alléén maar was.
Alleen maar Zijn, zoals bloemen soms alleen
maar Zijn, en luisteren. Luisteren, hoe de wet
zich vervult. In jezelf. In de dingen. Zo was
het leven toen. Soms, op Walcheren, en som
migen verstonden het.
Uit deze droom is Jan Heyse geboren. In
dit land woonde hij. In dit land hoorde hij.
Hij was van dit land. Hij leerde er, wat luis
teren is, en zijn werk weerspiegelt dat alleen
maar Zijn van de dingen.
'Jedes Aeuszere ist ein in Geheimniszustand
erhobenes Innere', wc zijn een beetje vergeten,
wie het zeide, misschien was het Novalis wel,
maar hij zou het bij Jan Heyse's werk gezegd
kunnen hebben. Want Heyse heeft geleefd, tot
het einde toe, in den ban van een bekoring.
Van de bekoring dier Geheimniszustand. Ein
deloos gevarieerd bloeit das Innere in het
phaenomenon, eindeloos verscheiden herhaalt
Hetzelfde zich in deze wereld, die niet dan
Zijn verschijning is. Ieder ding is een verschij
ning van ditzelfde, dat achter de dingen staat,
en zo is ieder ding een unicum, een wonder
fonkelnieuw.
137