ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
wat horizontaal is en wat vertikaal. Maar
vruchten heeft ze gedragen, deze vraag. Het
portret van dien jongen, die met het hoofd op
de armen slaapt, diverse meisjes- en kinder
portretten, het lezende meisje, hier speelt het
Gregoriaans van het horizontaal. Minder on
vermengd het is een ouder schilderij en an
dere invloeden spelen hier nog mee maar
toch zeer kennelijk zingt de contra-muziek,
die van het vertikaal, b.v. in 'het Prinsje', het
schilderij van een der jongens Vaarzon Morel
in prinselijke verkleding, in sommige Moeder-
en-kind-vcrbeeldingen ook. Natuurlijk sluit
hierbij een welbehagen aan het diagonaal aan;
een schoon voorbeeld hiervan leverde het bui
tengewoon zuivere naakt ter jongste tentoon
stelling in 'Het Lammetje'; ook de kleur-lino
van het meisje met de kanten muts. Typerend
voor hem noemden we dit behagen scheppen
in het simpele; het is telkens weer een terug
keren tot het allereenvoudigste, tot het aller
simpelste van het vormengeheimenis. Er is een
hoge intelligentie nodig om het allereenvou
digste te onderkennen, er is een nog grotere
luciditeit voor nodig om de onuitputtelijkheid
der elementaire feiten te doorzien en om daar
eindeloos geboeid mee te spelen. Om te weten,
hoe juist het allersimpelste nimmer is uitgeput
en nimmer verveelt. Aan ingewikkeldheden
is hij nooit toe geraakt; dat was ook alleen
maar verlies geweest.
Textiel is een wonderbaar ding, dat den
beeldenden kunstenaar steeds weer vasthoudt.
Men kan het vrijwel door alle tijden heen
zien, hoe het spel van vouwen en plooien hem
geboeid heeft. Hoe de draperie hem puzzelt,
als ware het een complex van hiëroglyphen,
een dramatisch gebeuren, dat iets te be-teke-
nen heeft, dat iets komt boodschappen uit dat
andere land. 'I knew that Botticelli and
many others too had looked at draperies
with the same transfigured and transfiguring
eyes as had been mine that morning. They
had seen. the miraculous fact of sheer
existencethe true significance of what, in
our pathetic imbecility, we call 'mere things".
Aldus Aldous Huxley, van wien deze wijshe
den zijn, in zijn jongste boekje 'The doors of
perception', dat zijn ervaringen schetst met
mescaline, een Mexicaanse 'drug', die het
waarnemingsvermogen tot onwezenlijk ver
scherpte gevoeligheid schijnt op te voeren.
Huxley heeft dan de beleefdheid, te veron
derstellen, dat ieder beeldend kunstenaar den
mescaline-gebruiker nabij komt in zijn ver
mogen de doodgewone dagelijkse dingen te
zien als fonkelnieuwe verschijningen van het
volstrekte. Dit lijkt ons wat flatteus voor de
meesten onzer, maar het belicht nog eens weer
uit een curieus andere hoek dat vermogen, 'to
see the miraculous fact of sheer existence', dat
ons in Jan Heyse zo fascineert. Het kan zijn
winst hebben, hem ook nog eens met deze
ogen te zien. Van mescaline zal hij wel nim
mer gehoord hebben.
We spraken zoeven van voornaam. Men
denke eens even aan de goedkope zoetigheid
van de technicolor-film, aan de kleverige toon
van het gebruikelijke lekkere schilderijtje van
de Jan Jansens, dat zo goed 'gaat' in de lijs-
tenwinkels, en men schakele dan eens over op
de ingetogen, koele atmosfeer van Heyse's
werk. Hoe kuis, hoe klaar staat dan zijn licht,
hoe zuiver staat dan zijn kleur, zijn abstrakt-
heid tegenover die onzindelijkheid. Alle ro
mantiek is hem vreemd, omdat alle verwar
ring hem vreemd is en romantiek niet be
staanbaar is zonder ergens, waar dan ook
een verwarring. Klassiek is misschien wel
een goede naam hier, maar dan zonder de
humorloze koude van den classicist, zonder
het kille, uitgerekende van een David; daar
voor was hij te dromerig, te geestig ook. Alle
grootdoenerij is hem vreemd. Zijn figuren zijn
droombeelden, geen standbeelden. Droombeel
den, die voorbij varen zoals wolken wel voor
bij varen in de avondzon, schone bouwselen,
ver en eeuwig. Prachtig is de voornaamheid
van zijn droom. Zijn leven lang heeft zijn
aandacht zich bewogen om een enkele Vrouw,
142