No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
om enkele kinderen, en hij heeft hen in de
sereniteit van zijn eigen droomwereld getild,
hij heeft ze met oneindige aandacht gezien en
met eerbiedige liefde omgeven. Zo ontstond
een reeks portretten, die ver boven het portret
uitgaan, van een aristocratie, die ons straks
wellicht even ver zal liggen als de stilte van
die negentiger jaren, waarvan we spraken.
Is aristocratie zonder humor mog
Heyse was van aristocratischen huize. Zoon
van het deftige Middelburg. Uit de curieuze
jaren van 18801914, die jaren van een op
komend idealisme, dat kinderlijk vertrouwde
op enige heilsleren, waarin we nu niet meer zo
geloven kunnen. Misschien mogen we zeggen:
uit de naïeve jaren omtrent 1900. Toch waren
de glorious nineties niet zo naïef. De rijkdom,
de bloei van dien tijd, ze stonden degelijk ge
worteld in bloed en zweet welke bloei doet
dat niet? Maar die voedingsbodem lag zo pret
tig ver weg, ver genoeg althans om een 'rijke-
lui's-idealisme' te kunnen voortbrengen, waar
bij we thans de wenkbrauwen optrekken. Het
was de tijd van de Tachtigers en hun nabloei,
van Gorters Mei, van Eedens Kleine Johannes,
van Schendels Tamalone, Adriaan van Oordts
Warhold. Van het jonge socialisme en het ge
loof in een duizendjarig rijk, dat ongetwijfeld
zou aanbreken, wanneer we maar even enige
sociale misstanden uit den weg zouden hebben
geruimd en de machine haar plaats zouden
hebben gewezen. Enfin, het was dan de tijd,
waarin de grondslagen voor onze tegenwoor
dige massificatie werden gelegd, en gelukkig
hadden we er helemaal geen erg in. Het was
een heel prettige tijd voor West-Europa. Het
was de tijd van een Walter Crane, een Willi
am Morris, die terugwilden naar het zuivere
handwerk, van de Prae-Raphaelieten, die te
ruggrepen tot vóór de Renaissance, tot mid
deleeuwen en quattrocento. We weten niet, in
hoeverre Heyse bewust in deze bodem gewor
teld stond, maar in feite deed hij dat. Onver
mijdelijk trouwens, want zij droeg de atmos
feer, waaruit hij voortkwam. Voor de zwak
keren van zijn slag moest dit al spoedig uit
lopen op de halfzachtheid van den salonsocia
list met de batikdas, op de anaemie van het
Liberty-meisje. De Prae-Raphaelieten hebben
geen sterke beweging gebracht. Hun sociale
irrealiteit moest zich algauw wreken, we hoe
ven hier niet dieper op in te gaan. Maar het
illustreert alweer Heyse's zuiverheid, dat hij
geen moment van deze verweking is aange
tast geweest, integendeel, dat hij met een ver
vaarlijke snelheid en rechtuit wèggroeide uit
deze glibberige situatie.
Want ze zijn betrekkelijk zeldzaam, zijn
schilderijtjes, die nog een reminiscentie aan de
Prae-Raphaelieten schijnen te behelzen. Op de
voormelde tentoonstelling was er zo eentje,
een jonge vrouw met Rossetti-hairen heette
het niet Moeder en kind? dat zó uit de
Tate Gallery ontvoerd had kunnen zijn. Ook
het reeds genoemde 'Prinsje' vertoont nog ver
wantschap de naam Whistier komt hier
mede op de lippen voornamelijk nog wel
in het behagen aan het schoon textielpatroon,
143