ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 een behagen overigens, dat ook een Breitner (en die had toch werkelijk niets met Prae- Raphaelieten uitstaan!) in ongeveer dienzelf den tijd en op vrijwel eendere wijze uitspeel de. En even ver als Breitner, staat Heyse hier van de zoetheid, van het salonnige van het gindse Liberty-milieu. Maar al heel gauw schijnt hij ook deze verbindingen kwijt ge raakt te zijn en vond hij zichzelf in die koele, klare, water-klare, uchtendlijk zonnige pa neeltjes, waarin hij de jonge Vrouwe verheer lijkte en het kind, het Moederschap, culmine rend in zijn Madonna-verbeeldingen. Waarin Veere verscheen, oneindig teer en tegelijk vol komen vrij van iedere sentimentaliteit, einde lijk en misschien voor het eerst ontdaan van alle picturale snoeperij. Zuiver en geheven in die tijdeloze atmosfeer, welke-alléén Veere volkomen recht doen kan. De Katholiek moge het ons vergeven, dat ons hier de woordspe ling 'Veere dignum et justum, aequum et salu- tare' voor den geest komt. Geestig was hij. Hij zei niet veel. Hij drukte zich ook niet zo gemakkelijk uit. Maar het lichtje in zijn ogen was duidelijk en niet voor niets heeft hij nogal eens een kat getekend, er loopt eenmaal een onderzeese verbinding tus sen poezen en geest. Het is een interessant onderwerp, er zou een hele verhandeling te schrijven zijn over de humor in de beeldende kunst en over hare schaarsheid in het werk van vele modernen, over hare vanzelfspre kende aanwezigheid in het werk van den aristo naar den geest. Maar laten we niet te zwaar op de hand worden en liever genieten van zijn kostelijke katten, van de gezapige rode kater op het stoepje van 'de Kolve' het huisje, waar Heyse zijn eerste 8 Veerse jaren woonde van de koninklijk zich rek kende poes in beige en zwart van één zijner houtsneden. Van de reeds genoemde Kerkgan gers. Van het veren-wagentje 'Zandvoort' en van Zandvoorts grouwelycke leeuwen. En met het minst van dat portret van zijn zoontje met de nieuwe pet op dat overigens een Jan van Scorel waardig kon zijn. Maar laten we niet te volledig worden, U moet zélf ook nog wat kunnen ontdekken. Alleen één vermelding zij ons nog gegund. Van zijn blokboekjes, kleine serie's houtsne den, die in de vorm van een boekje versche nen. Het zijn 'Westenschouwen 't zal je be rouwen', ,'t Cronycxken der Stede Vere, ge print by my J. Heyse in de Colve aldaer Ao. MCMXIX', de 'Pinksterkermis', de 'Walcher- se Fermielje, uitgeportretteerd door J. Heyse ter Veere in 't Malaziëjaar 1932' en, iets der gelijks, maar dan op één blad: 'Het meysken met de scone vlechtkens, een amoureus liede- ken'. Altegader zuivere houtsneden van een fijne speelsheid, om telkens weer met nieuwe vreugde ter hand te nemen. Verschrikkelijk jammer, dat de oplagen zo klein zijn geweest. Slechts weinigen kennen ze. Correct, als hij was, heeft hij van sommige, duidelijk als bi- bliophielen-uitgave gepresenteerde boekjes de blokken vernietigd. Van andere bestaan ze nog. Het zou niet meer dan 'een daad van eenvoudige rechtvaardigheid' zijn en tevens een dienst jegens het kunstminnend publiek, wanneer iemand nog eens een her-uitgave van dit werk zou willen ter hand nemen. En, mits simpel uitgevoerd, het zou zijn geld nog op brengen ook. Heyse had merkwaardige wandschilderin gen kunnen maken, als hij er de kans toe ge kregen had. Zo in de buurt van der Kinderen, van Puvis de Chavannes misschien, maar dan geestiger. Overigens, a propos de Puvis: diens uitlating, dat men, behalve dan de wandschil dering, eigenlijk nimmer een schilderij moest maken, groter dan de hand, zo naar de letter heeft Heyse zich hieraan wel niet gehouden, maar typerend voor hem is toch weer wel het steevast klein formaat in centimeters dan van zijn werk. Blijkbaar heeft hij nooit de behoefte gevoeld aan de stentor-stem van het meters-oppervlak. Slechts éénmaal, in de vóór hal van het Veerse Stadhuis, zou hij dan in 144

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 18