ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. vorm, de trage voortgang van de verwikke ling, de verhandelingen over geloof en ver draagzaamheid, over opvoeding en deugd zaamheid, en daarbij de romantische inslag en de sentimentaliteit. Maar zo was die tijd, even als onze tijd in de moderne romans er een is van eindeloze psychische afwijkingen, verzamelingen angstcomplexen, neurotische varia, haat excessen, een tragisch wantrouwen in mens en wereld en allerlei artsenijkundige onsmakelijkheden. En toch mag een later ge slacht daarom alleen onze romans niet af wijzen, want zo is onze tijd! Wij moeten letterkundige publicaties be oordelen als kunstwerken, en daarbij moet men niet alleen de inhoud beoordelen, maar in de eerste plaats de wijze waarop het ge geven is uitgewerkt. Wij kunnen de stijl be oordelen en de compositie, de karakterteke ning of de typering, hoewel ook deze maat staven aan tijd en mode gebonden zijn. Maar de schrijver uit een vroegere periode, die het leven van zijn tijd wilde vastleggen, zag zich voor dezelfde moeilijkheden geplaatst als zijn tegenwoordige collega: Er moet een aanvaard bare verhouding zijn tussen de werkelijkheid en de „verliteratuurde" werkelijkheid, die niet een rechtstreekse afbeelding van het leven hoeft te zijn. Wordt een gegeven te veel ver literatuurd, dan zal een later geslacht want de tijd is de beste criticus dat werk ver oordelen en als niet geslaagd van de hand wijzen. Daarom heeft het oeuvre van een tijd genoot van Betje Wolff en Aagje Deken, de Zwolse burgemeester Rhijnvis Feith, alleen nog maar historische waarde. Het werk van de dames Wolff en Deken is blijvend, omdat het echt is. Zij beschreven onze voorouders zoals die waren: nuchter en beheerst, gods dienstig, deugdzaam en weinig verdraagzaam, op gepaste tijden een grapje, en dan wat stichting en moraal, want dat heeft ons volk van af de middeleeuwen op prijs gesteld. De schrijfsters deden dat in een stijl, die voor hun tijd zeer vlot en levendig was en die ook nu nog bewondering afdwingt: geestig en gevat, soms met een milde humor, dan weer scherp spottend, maar altijd waar. En 's avonds bewezen de Vlissingse onder wijzers met de opvoering van Daatje Leevend, dat het moderne publiek het werk van deze schrijfsters nog kan waarderen. Het is waar: knappe regie, mooie costuums, vlo.t en in enkele rollen zelfs knap spel, maar vooral de tekst boeide ons en amuseerde ons. En mej. Ghijsen had niet veel concessies gedaan aan het publiek; de tekst was voor het grootste gedeel te rechtstreeks ontleend aan het boek Willem Leevend, de dialoog was gesteld in „ouder wetse" stijl. Zo was deze opvoering een waardig besluit van deze herdenking. Een betere hulde had men de schrijfsters niet kunnen brengen. En het zou jammer zijn als dit stuk in het ge meente archief van Vlissingen zou moeten wachten op een volgende herdenking. Gelezen worden Sara Burgerhart en Willem Leevend niet meer; daar zal niet veel aan te veranderen zijn. Maar laat dan de belangstellenden van deze tijd zo nu en dan eens de gelegenheid geboden worden, naar Daatje Leevend te ko men kijken en luisteren. Dr P. Meertens kon wegens ziekte niet op de herdenkingsmiddag aanwezig zijn. De tekst van zijn voordracht, die toch ten gehore gebracht werd, vermeldde, dat de Vlissingse tijdgenoten van Betje Bekker maar weinig waardering toonden voor haar werk. Wij hopen dat de herdenking van haar 150ste sterf dag iets van deze blaam heeft weggenomen, want de hulde die het publiek na afloop van de voorstellingen de spelers, maar natuurlijk ook de schrijfsters bracht, was gemeend. De burgemeester van Vlissingen liet mej. dr Ghij sen, die aan de schrijfsters enkele zeer gewaar deerde studies wijdde, en voor wie Betje Wolff en Aagje Deken geen toevallig studie object geweest zijn, maar dagelijkse vriendin nen, in deze hulde delen. En dat heeft haar vele vrienden en kennissen goed gedaan. Om Betje Wolff, om Aagje Deken en om mej. Ghijsen. J. VERKERK 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 22