Een landbouwpionier van 100 jaar geleden No. j ZEEUWS TIJDSCHRIFT door Ir Ai. A. Geuze NIGE jaren geleden kennis nemende van de inhoud der notulen van de Kring Tho- len der Maatschappij ter be- vordering van den Land- «MKaaa. ,-j^ bouw en de Veeteelt in de Provincie Zeeland (thans kortweg Z.L.M. genaamd) uit de periode 18441852, werd ik getroffen door de op merkelijke rol, die een zekere A. Geluk JAzn in dit vroege organisatieleven had weten te spelen. Deze man, boer op „Cereshof", onder Tho- len, was op landbouw-technisch gebied zeker de evenknie, zo niet meer, van zijn tijdgeno ten-burgemeesters, en andere heren, veelal grondbezitters, welke zich overigens met grote belangstelling en goede bedoelingen op het prille organisatorische gebied begaven x). Uit deze notulen, welk overigens van ver schillende hand zijn en in een formelen, stijl geschreven, treedt Geluk naar voren als een man van formaat, een man met initiatief en een typische zucht naar onderzoek. Hij was kennelijk nog één van die Thole- naars waarop Ermerins2) in 1794 roemde. Deze schreef: „Men roemt daar (in Tholen) niet zonder rede, op een verbeterde landbouw, waardoor nu de vruchtbare grond grootere voordelen geeft dan voorheen; dan dit zoude geen plaats hebben, vond men in deze land streek gene bewoners die in gezond vernuft, beschaafde zeden en onderzoek van nuttige schriften, boven andere Zeeuwse Eilanders, uitmuntteden. Men staat verbaasd, wanneer men deswegens onderzoek doet en veel hunner beschamen de stedelingen, die dikwijls geene andere verdiensten hebben dan rijkdom en aanzien". Uit de studie van Boerendonk 3) kwam de in die tijd aanwezige „beproevingslust" van de Thoolse boer wel naar voren; zo beschrijft deze o.a. proeven met tabak, chineese radijs en in 1880 zelfs met sojabonen. In „Levensschetsen van Zeeuwen" van Nagtglas, staat de volgende eenvoudige le vensbeschrijving en karakteristiek van Geluk. Antonie Geluk werd de 9e April 1812 ge boren op de hofstede „De Laatste Stuiver", gemeente Oud-Vossemeer, doch vlak bij Tho len gelegen, waar zijn vader Jacob Antonie Geluk, gehuwd met Adriana Kodde, landbou wer was. „Hij volgde het beroep van zijn vader en trouwde in 1836 met Maria Maris, waaruit zeven kinderen werden geboren. Met een bui tengewoon helder practisch verstand begaafd, zag Geluk reeds als jongeling het gewicht in van wetenschappelijke landbouw, en beoefen de die, wat destijds nog zeldzaam was, met grote toewijding. Door reizen en studie breid de hij zijn kennis op dit gebied meer en meer uit; menige verbetering werd door hem tot stand gebracht en zijn boerderij in de polder Schakerloo (Zelandia Illustrata, 2, bl. 377) werd als modelboerderij geprezen. Op vele landbouwtentoonstellingen, ook in Engeland, behaalde hij zilveren en gouden medailles en loffelijke getuigschriften. Een aantal jongelie den, waaronder uit aanzienlijke kringen, kreeg op de hofstede Geluk onderwijs in de practi- sche landbouw. Als dijkgraaf van de Deur- loo-polder heeft hij zich verdienstelijk gemaakt en pas later is gebleken hoe zijn vaak bestre den inzichten tot verbetering, het belang van die polder hebben bevorderd. Voor het onderwijs der jeugd in de buurt en voor de belangen der arbeiders van zijn 149

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 23