No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
kosten van het mesten, vergelijkt dan bemeste
en onbemeste oppervlaktes in opbrengst en
laat deze zelfs apart verwerken, wat normaal
in de meestoof niet mogelijk was. Bij zijn be
proeving van mais, welke hij te vroeg (voor
half April) poot, moet hij doorzaaien met
mangelwortels. Hij zet dan afzonderlijke kost
prijsberekeningen op, waarbij hij iedere kost
prijsfactor precies genoteerd heeft: planten,
rijven, ondersteken, wieden, plukken, stroo
opruimen, ontvellen, pellen, paardenwerk,
tienden. Tenslotte berekent hij het overschot
voor landpacht, gemengd en ongemengd. Ook
laat hij van de maïs broodjes bakken en brengt
hij deze op de vergadering ter beproeving mee.
Bij zijn onderzoek naar de kwade koppen
in het vlas vergelijkt hij het aanbevolen ge
bruik van hoendermest met het plaatsen van
een strooschut op het Oosten en het Noord
oosten van het perceel. Hij ontdekt dat het
laatste invloed heeft, zodoende dicht bij een
waarheid komende.
Geluk was duidelijk een kind van zijn tijd;
d.w.z. de tijd gestart in de 18e eeuw, toen de
adel het zwaard omsmeedde tot ploegschaar
en grondbezit zelf begon te exploiteren als
proefboerderijen. Deze boer had hun geschrif
ten gelezen en zeilde hun koers. Hij maakte
„Cereshof" ook tot proefboerderij en werd
hereboer, al studerende. Waar hij financieel
minder sterk was dan deze grootgrondbezitters
moet dat wel geld hebben gekost en verdween
„Cereshof" later tengevolge van de crisis van
1880 uit het familiebezit.
's Mans veelzijdigheid blijkt ook duidelijk
uit de series onderwerpen, waarmee hij prijzen
wist te behalen, naar de beschrijving zegt, in
binnen- en buitenland. Van de medailles, die
nog in het bezit van de familie bleven, betrof
dit prijzen op tentoonstellingen van de 2.L.M.
voor Thoolse kaas, een schapenruif, een hand-
karn, een ondergrondsploeg (1855), een graan-
schoner (Zierikzee 1864) en een merriepaard
(Tholen 1865). Een eerste prijs bij de Noord-
Brabantse Mij. verwierf hij met een springram
in 1854 te Bergen op Zoom. Bij de Hollandse
Maatschappij voor Landbouw betroffen de
medailles eerste prijzen voor kanariezaad
(Rotterdam 1858), hooi van kunstweiden en
suikerbeetwortelen (Den Haag 1862) en een
kluitenbreker (Den Haag 1872); tweede prij
zen voor mangelwortelen (Rotterdam 1858)
witte wintertarwe (Amsterdam 1857), winter-
gerst (Den Haag 1862) en een egge voor zware
gronden (Den Haag 1872).
Zowel op het gebied van zuivelbereiding,
als van veeteelt, als landbouwplantenteler, zo
wel als werktuigenconstructeur behaalde Ge
luk derhalve zijn resultaten.
Eén van zijn meest verbreide en invloedrijk
ste successen lag nog weer op een ander gebied,
n.l. dat der administratie. Zijn „Nieuw Land
bouwerszakboek" voor dagelijkse aantekenin
gen werd vele malen bekroond en aanbevolen
door een Commissie van de Z.L.M., ingesteld
voor het ontwerpen en samenstellen van een
model landbouwboekhouding in eenvoudige
vorm. Waar te dier tijd voor de boerenstand
practisch nog geen boekhouding bestond, moet
men de inhoud van een practisch boekje als
dit niet onderschatten. Het mag naast Starings
Almanak gezet worden. De inhoud gaf notitie
mogelijkheid voor de daggelden aan arbeiders,
geleverde granen en voorschotten e.d. aan de
ze, verzameling van wekelijkse arbeidslonen,
veelijst, vermindering van vee, dekdata der
huisdieren, gebruikt zaaizaad, voederartikelen
en kunstmest, oogst per gewas, recapitulatie
oogst, vermoedelijke volgoogst, hooi-oogst,
stalmestaanwending, aangekochte landbouw
werktuigen en bevatte voorts een draagtijds
tafel en ruimte voor bijzondere aantekeningen.
De specificatie-mogelijkheid der notities was
reeds behoorlijk doorgevoerd.
Dat het boekje niet alleen in Tholen maar
ver daar buiten wrerd gebruikt, getuigt o.m.
het feit, dat in 1939 nog bij de Fa Pot een 8e
vermeerderde druk verscheen. Het heeft dus,
hoewel op den duur verouderd, drie kwart
eeuw standgehouden.
In „de Boerengoudmijn" schreef Geluk ar
tikelen over: „Het Boekhouden in de Land-
151