ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 dige keuring. Een kleine revue dus van werke lijk qualiteitswerk. Vakman en dilettant. En wie is vakman, wie dilettant? In de of ficieel gecertifieerde vakopleiding zit het hem niet. Evenmin in de vraag, of betrokkene van de kunst leven moet. Evenmin blijkbaar in de qualiteit van het werk: wie zich als vakman etiketteert, maakt soms abominabel werk; wie zich bescheiden als dilettant ter zijde houdt, levert soms goed werk. En dan spreken we nog maar niet van den Zondagsschilder, van den Rousseau-le-douanier. Niemand nog heeft de wichelroede gevonden, die vakman van dilettant onderscheidt. Bovendien: verge ten we niet van hoeveel belang de dilettant is in het leger van de kunst; hij is de soldaat, hij .is de volstrekt onmisbare infanterist, wat zou den we zonder hem moeten beginnen? Hij doet goeddeels het apostelwerk onder het publiek. Hij houdt de Talens-fabrieken in gang. Uit zijn rangen wordt de koper gerecruteerd, die legendarische wonderfiguur! Want het is een domheid, hem als concurrent te schuwen, veel eer is hij de propagandist onder de consumen ten. Hij neemt de lessen, waar sommige kunst broeders dan weer hun broodje aan verdienen. Hij ook is het, die het scheppen van kunst nog beleeft als het wonder. dat het ook eigenlijk is, in tegenstelling met de gemiddelde vakman, die dit besef in zijn routine dikwijls is kwijt geraakt. Als de dilettant er niet ernstig naar streeft, goed vakman te worden, dan is het mis met hem. Maar als de vakman er niet ernstig naar streeft, wederom dilettant te wor den, dan is het met hem éven mis! Zó zit het o.i. met dien verguisden dilettant, hij is wel kom. Maar onverbiddelijk dan ook rechte de guillotine der deskundige keuring. Goede jury onmisbaar. Een deskundige, onpartijdige keuring is hier onmisbaar. Het is toch kortzichtig, hier één ander criterium dan dat der qualiteit toe te laten. Relaties, naam, gevestigde (wellicht ook wel eens geüsurpeerde) positie, compassie, so ciale overwegingen, het mag allemaal eventjes, voor één keertje, helpen, maar de terugslag is er des te scherper om. Men vergete niet, dat een goede naam alleen met qualiteit kan wor den gekocht en dat er géén kunstcriticus van belang, géén grote krant in Holland te vinden is, die op dit stuk valse munt accepteert. Men moet de qualiteit van wat er in Zeeland op het ogenblik geproduceerd wordt, niet willen overschatten. Vergeten we niet, dat Zeeland, na het wegtrekken van Toorop, Mondriaan, Hart Nibbrig, enz., met hun aanhang, nu al decennia-lang een vrijwel stilstaande vijver is geweest in dit opzicht heel enkele excepties daargelaten en van de grote stromingen in de wereld vrijwel geheel onberoerd is geble ven. En nu mag er in die stromingen de no dige humbug meedrijven, dit feit is niet vol doende om de nadelen van zo'n isolement te compenseren. Zeeland heeft heus geen reden om zo verschrikkelijk tevreden over zichzelf te zijn, integendeel. Daarom is een scherpe selec tie nodig en zouden we het zelfs zo willen stellen, dat het voor de gemeenschap beter is, wanneer daarbij enkele goede dingen sneuve len, dan dat er enkele slechte zouden dóórslip pen. Wanneer een overheidsinstantie een ten toonstelling organiseert, zal zij steeds moeten handelen naar aanwijzingen van deskundigen. Een bevoegde en onpartijdige jury is hier on misbaar. Intussen is ook een jury menselijk en ook zij zal zich kunnen vergissen. Het ver dient aanbeveling, haar zodanig te honoreren, dat zij voldoende tijd aan haar werk geven kan, zodat eerst na gedegen kennisneming van het gebodene zal worden geoordeeld. Een jury-vrije tentoonstelling van over heidswege is alleen mogelijk, wanneer men uit sluitend eersterangs-kunstenaars inviteert. Men heeft dan voldoende zekerheid van goed werk. Zodra men een generale revue wenst, kan een jury niet worden gemist. De kunstenaar zelf schiet tekort. Moet de kunstenaar bij dit alles ter zijde 178

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1954 | | pagina 26