ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
radio-studio's bij het te overhaast passeren
van een draaideur had opgelopen.
hoe Antoinette de Visser, die samen
met Albert van Dalsum onze eerste toneel
avonden toen nog slechts mogelijk in de
vorm van solo- of duo-toneel verzorgde
en de vrouwenrollen in het religieuse drama
Genesius van Ghéon zou vervullen, haar
koffertje met toneelkleren in Breda had
laten staan, hetgeen zij pas in Goes, waar
zij moest optreden vlak vóór de voor
stelling ontdekte. hoe wij toen met vereende
krachten een oud-Romeins toneelkleed in el
kaar hebben geknutseld uit een oude baljurk,
een rood kunstzijden gordijn, een stel sanda
len van een niet al te robust gebouwd mans
persoon en verder alle ouderwetse servetrin
gen, armbanden en stukjes gekleurd glas, die
wij maar bij elkaar konden vinden. en hoe
de illusie vanuit de zaal gezien blijkbaar zo
volmaakt was, dat wij 's avonds onze ach
terbuurvrouw hoorden fluisteren, „dat ze in
die dagen nogeens wisten wat een vrouw „be
hoorde te dragen om er mooi uit te zien".
hoe Jo Juda, die met onze tegenwoor
dige stadgenoot Mr A. Abbing enige re
citals voor ons gaf juist in de periode, dat „de
rest van Nederland" bevrijd werd, in het klei
ne kerkje aan de Walstraat, de enige concert
ruimte, die ons toen te Vlissingen ter beschik
king kon worden gesteld, een grandioze inzet
onder zijn vingers moest zien wegsterven
doordat juist een halve seconde vóór hij zijn
strijkstok op de snaren zette een jongeman op
straat zijn levensvreugde luid schallende op
zijn trompet op nèt-niet-dezelfde toonhoogte
wilde uitvieren.
Van de talloze lezingen, de toneelvoorstel
lingen, de cursussen (helaas te weinig en te
weinig frequent!), de dansavonden, de kamer
muziek- en orkestconcerten, die wij in de loop
van deze tien jaren hebben mogen organiseren
kan ik slechts in enkele algemene volzinnen
gewag maken.
Dat evenementen als de grote tentoonstel
ling van oude schilderijen „Behouden Schoon
heid" in de winter van 1945/46, het optreden
te Middelburg van vele grote buitenlandse
toonkunstenaars en kunstenaarsensembles als
Peter Peers, Benjamin Britten, Kathleen Ter
rier, het Amadeus Kwartet, Johanna Martzy
en zoveel anderen mogelijk waren,
dat wij, in stille devotie de beide onver
getelijke Elckerlyc-avonden in de Junimaand
van 1954 hebben kunnen beleven,
.dat ook in kleinere Zeeuwse centra een
Janine Dacosta, Herman Krebbers, een Tho
mas Magyar, een Willem Andriessen een Jo
Juda, het Hongaarse Strijkkwartet en talrijke
anderen hebben kunnen optreden.
dit alles en nog veel meer ik denk hier
met name nog aan het uitgebreide jeugdwerk,
het jeugdtoneel, de jeugdconcerten, waarvan
vele werden en worden gegeven in samenwer
king met de Nederlandse Radio Unie is
alleen mogelijk geweest dank zij het bestaan
van een centraal Zeeuws lichaam, dat, van een
vaste staf van medewerkers voorzien, het voor
amateurs niet meer te beheersen organisato
rische werk, aan al deze manifestaties verbon
den, heeft kunnen verzetten
Maar de Zeeuwse Volksuniversiteit zou on
getwijfeld evenals zoveel andere in de be-
vrijdingsroes opgerichte organisaties reeds
na enkele jaren haar werk hebben moeten
staken, wanneer de overheid niet op zo waar
lijk koninklijke wijze het maecenaat, zonder
hetwelk op deze aarde vooral de kunst niet
schijnt te kunnen leven, van de vroegere par
ticuliere, na de oorlog vrijwel geheel verdwe
nen, groep van liefhebbers-met-geld had over
genomen.
Wij zijn zo gelukkig geweest al heel spoedig
de belangstelling van het Ministerie van O.K.
W. te hebben kunnen wekken voor de Zeeuw
se noden op cultureel gebied en met erkente
lijkheid mogen wij hier gewagen van de gul
heid, waarmede nu al sedert vele jaren de
Z.V.U. door „Den Haag" wordt gesteund.
Later is daar de met minder nodige steun
van de Provincie Zeeland en die van vele
Zeeuwse Gemeenten bijgekomen.
8