No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Dank zij dit overheidsmaecenaat is de Z.
V.U. thans een van de grootste organisaties
en territoriaal gezien zelfs de allergrootste
organisatie op haar terrein in den lande en is
zij sterk en gezond en vol levensvreugde en
vertrouwen in de toekomst.
Maar de overheid zou dit Instituut natuur
lijk nooit onder zijn beschermende vleugels
hebben genomen, wanneer het niet op het aan
de Z.V.U. toegemeten veld een werkzaamheid
had aangetroffen, die reeds alles wat gewoon-
menselijkerwijze mogelijk was zelf had ge
daan, althans had gepoogd te doen, voor- en
in het belang van de door de overheid be
oogde cultuurspreiding.
Dat onze Stichting haar ik mag wel zeg
gen: vaste positie ook tegenover de over
heid heeft bereikt, is in de eerste plaats te
danken aan de geestdrift en aan de nooit ver
sagende toewijding van onze medewerkers in
die delen van de Provincie, waartoe wij ons
werk tot nu toe hebben kunnen uitbrei
den, te danken: Gij hebt ons, die centraal de
contacten moesten leggen en besluiten moes
ten nemen (ter geruststelling van onze door
gewinterde democraten zij hier gereleveerd,
dat nooit enig vitaal besluit is genomen
dan na innig en altijd vruchtbaar overleg met
de plaatselijke groepen waarop wij steunen),
altijd op zodanige wijze gesecondeerd, dat
wij, die het Centraal Bestuur vormen zich
waarlijk door de steun van onze plaatselijke
werkgroepen gedragen voelden.
Velen harer leden hebben tal van kostbare
uren aan het Z.V.U.-werk besteed.
Zij hebben zich daarmede meer dan alleen
maar voor de Z.V.U. verdienstelijk gemaakt.
De Z.V.U. immers is alleen maar een die
nares!
Zij heeft zelfs twee meesteressendie
zij tegelijk kan- en moet dienen:
de cultuurspreiding waarvoor medewerking
kan-, in vele gevallen reeds werd-, en (wij
denken met name aan de Nederlandse Reis-
vereniging, enkele Zeeuwse Departementen
van de Maatschappij tot Nut van het Alge
meen, aan verschillende arbeidersorganisaties
aan de Culturele Commissie uit de Nederlands
Hervormde Kerk. in steeds groter mate zal
kunnen en moeten worden gezocht bij andere
organisaties en onze aller Moeder: ONZE
DIERBARE PROVINCIE ZEELAND.
Productiviteitsbevordering
in de Zeeuwse industrieën
Menselijke factoren
Het vraagstuk van de productiviteitsbevordering is
in Zeeland uitdrukkelijk aan de orde gesteld door het
Nederlands Instituut voor Efficiency (N.I.v.E.), af
deling Zeeland en door de Commissie ter bevordering
van de productiviteit in Zeeland.
Het N.I.v.E. heeft een tweetal vergaderingen be
legd, waarin het probleem in het algemeen en de
vraagstukken rond de invoering van berekende tarie
ven werden behandeld. De laatste hebben betrekking
op het vaststellen van grondtijden, die voor de te ver
richten handelingen nodig zijn. Verbetering van deze
tijden is meer afhankelijk van een onderzoek naar
meestal verouderde werkmethoden dan van het opjagen
van de werkers met de stopwatch. Het besef dat pro
ductiviteitsbevordering een menselijk en niet alleen
een financieel-economisch probleem is, is trouwens
tegenwoordig wel de voornaamste grondslag van dit
streven. Bijna ieder mens heeft behoefte aan erkenning
van wat hij presteert. Men kan hem niet meer plezier
doen dan hem er bij te betrekken; hij zal dan zelf
ook met practische suggesties komen. Natuurlijk zijn
er elementen, die zelfs hieraan niet willen meedoen.
Deze zijn in Zeeland gelukkig moeilijk te vinden.
In ons gewest is nog veel gezond geesteskapitaal aan
wezig. Juist het N.I.v.E. kan er veel toe bijdragen dit
bewust aan te boren. Trouwens ook in de landbouw
is men met dit vraagstuk bezig. Er is de laatste tijd
vaak gewezen op het beroepsprestige en de levens
omstandigheden van de landarbeider, een plotselinge
bewustwording, die ook bij de boeren in goede aarde
is gevallen. Vroeger dacht men dat het menselijke en
het economische tegenstellingen waren. Thans blijkt dat
zij elkaar's complementen zijn.
Op dezer dagen te houden filmavonden wordt o.m.
een rolprent gedraaid, getiteld: „Hoe introduceer ik
een nieuweling?"
Wil Zeeland verder gaan met zijn industrieontwik
keling dan zullen vele nieuwelingen die tot nog toe
nog in te sterke mate ons gewest verlieten „geïntro
duceerd" moeten worden. Wanneer dit op goede wijze
plaats vindt dan zal er geen sprake zijn van een
breuk door gebrek aan aanpassing en wordt ons „gees
teskapitaal" niet geschonden. Met andere woorden:
economische resultaten zullen gepaard gaan met ge
meenschapsopbouw.
M. C. V.
9