Houwvolumineuze bespiegelingen HET RIJK MOET HELPEN! ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. IE een bloemlezing zou samen stellen van laatstelijk gehouden Nieuwjaarsredevoeringen, zou zijn keuze kunnen groeperen in een hoofdstuk getiteld „Loflied op de hoogconjunctuur" en in één met de benaming „Klaagzang over het bouwvolume". In het voorwoord zou hij de gebruikelijke verantwoording geven en daarin een passage inlassen over de samenhang tussen beide kapittels. Laten wij eens trachten deze verantwoording te schrijven, voor het overige verwijzende naar de wijzen, waarop de ge noemde thema's zijn bezongen en dit jaar nog menigmaal zullen worden bezongen. Er is een groot tekort aan woningen in ons land. De oorlogsverwoestingen en de snelle aanwas van onze bevolking zijn daaraan debet. Er is wel betoogd, dat afschaffing van de contingenteringen, dus het vrijlaten van de bouw, een eind zou maken aan alle perikelen die een berekende verdeling aankleven. In Zeeland moeten wij hiernaar echter niet ver langen. Er zou een koortsachtige bouwbe- drijvigheid ontstaan, die de vakmensen zou lokken naar de grote steden, waar immers de lonen hoger zijn. Bovendien zou er een tekort aan bouwvakarbeiders komen, waardoor ener zijds de lonen nog verder zouden oplopen en daarmee de huren en dan weer de lonen enz. anderzijds waarschijnlijk de opleiding van bouwvakarbeiders en de productie van bouwelementen sterk zouden toenemen. En als de koorts over enige jaren zakt, zou er een grote werkloosheid onder deze arbeiders en een overproductie van bouwelementen zijn. Wij moeten dus wel accoord gaan met een beperking van het bouwvolume en een ver deling van dit te kleine contingent door de Rijksoverheid, in het besef dat zulks juist tot bescherming van de zwakkere partij de plattelandsprovinciën kan leiden. Zal leiden ook? Dat hangt af van de formule die wordt toegepast. De opstelling van die for mule kan derhalve het best worden toever trouwd aan bevolkingsstatistici, die objectief hebben leren denken en er geen persoonlijke voorkeur op na houden. Zo geschiedt het ook. Op het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting is een speciale afdeling met dergelijke onderzoekingen belast. Reeds ver scheidene keren is deze met een omvangrijk boekwerk met cijfers gekomen, waarop de niet-specialist als hij het al in handen krijgt in het geheel geen kijk heeft. Zelfs in onze Volksvertegenwoordiging is voor zover wij weten het onderwerp nog nooit analytisch aan de orde gesteld. Wie heeft zelfs de klok maar goed horen luiden, om over de plaats van de klepel niet te spreken? De ge noemde statistici kennen de reële noden van „de provincie" niet, zij moeten noodge dwongen werken met „un homme papier", weten dus waar de klepel hangt, maar kennen de realiteit van het beieren niet. Wie regionaal op de hoogte is en de noden van zijn streek kent, heeft het klokgelui voortdurend in de oren, maar tast in het duister als hij de statis tische klepel zoekt. De feiten dus! Voor elke provincie kan worden berekend hoeveel woningzoekenden er in een komend jaar zijn. In de eerste plaats zijn dat de mensen, die reeds dit jaar of eerder 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 12