ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
andere sfeer komt en zelden ten goede komt
aan de behoefte aan arbeiderswoningen.
Het bovenstaande is nog maar een deel
van het verhaal. Ook het hoofdstuk „Hoog
conjunctuur" hoort er toe. Op lange termijn
gezien is er in Nederland een overschot aan ar
beidskrachten door de grotere geboorteover
schotten. Die liggen 40 a 50 boven de voor
oorlogse. Maar nu het zo goed gaat in het za
kenleven, is er op korte termijn een tekort aan
arbeidskrachten. Bijna alle bedrijven hebben
een omvangrijke orderportefeuille en vele zijn
overbelast. Er doet zich nu een proces voor, dat
wij ook voor de oorlog kenden. Van 1925
1929, jaren van grote welvaart en overvol-
ledige werkgelegenheid, trokken velen uit
Zeeland weg. Zij konden in „Holland" ge
makkelijk werk vinden en werden daarvoor
de gemeente-classificatie! hoger beloond.
Van 19301937 daarentegen heerste een
depressie en waren er veel werklozen, in Zee
land, maar ook in „Blolland". De trek-weg
was dan ook in die jaren veel lager; het had
geen zin elders werk te zoeken. Momenteel is
de situatie zoals na 1925. Er is een stijgend
vertrekoverschot, tochal, maar die wordt ver
sterkt door de bovenomschreven woningpoli-
tiek. Enkele jaren terug waren er nog wat
extra woningen te verdienen, zodat de werke
lijke nieuwbouw vaak 2 a 3 keer zo hoog was
als het toegewezen volume. Thans ziet men
rigoureus toe op de contingenten en bestaat
die mogelijkheid nauwelijks meer. Het Pro
vinciaal Bestuur is dus aan handen en voeten
gebonden bij het voeren van zijn welvaarts
poli tiek.
De toestand is dus vrij tragisch. In depres
sie-tijden hebben wij in Zeeland personeel ge
noeg, maar de industrie-ontwikkeling staat
stil. In hausse-tijden hebben onze fabrieken
orderportefeuilles en zou de industrie zich
kunnen uitbreiden. als de arbeiders niet
wegtrokken. Er is nog altijd een streven de
overbevolking van „Holland" tegen te gaan
door bepaalde streken van ons land met hoge
werkloosheidscijfers te industrialiseren. Zee
land is daar niet bij geweest, omdat onze
„toekomstige werklozen" altijd vrij snel weg
trokken globaal gezien natuurlijk. Als ge
volg daarvan ziet het er naar uit, dat 280.000
inwoners voor ons wel eens als een limiet zou
kunnen worden beschouwd. Want ook de
landarbeider verlaat zijn vak en zijn provin
cie. Door aan het plattelandsgebied weinig of
geen woningen meer toe te wijzen, zou men
deze tendenz nog versterken.
Men zal vragen: wat dan wel? In Zeeland
komen jaarlijks zo'n 900 nieuwe arbeids
krachten op de markt. Wil men de Zeeuwse
maatschappij en economie versterken, dan zal
men de voorwaarden daartoe moeten verbete
ren. In Zeeland liggen nog altijd enkele stre
ken, die goede kansen bieden op een verdere
ontwikkeling. Vlissingen en het gebied Ter-
neuzen-Sas van Gent zijn hiervan de belang
rijkste. Er is hiervoor een behoorlijke belang
stelling van de zijde van industriëlen. Maar
toen onlangs het Economisch Technologisch
Instituut er in slaagde om een belangrijk be
drijf naar Terneuzen te trekken, hoorde men
wel de opmerking: en onze arbeidskrachten,
er is toch al een tekort. Begrijpelijk, maar
tragisch tevens. Het bedoelde bedrijf telt vele
van de Zeeuwse industrieën tot zijn cliëntèle.
Het heeft zich n.l. op bepaalde onderdelen ge
specialiseerd, is een zgn. toeleverings- of uitbe-
stedingsbedrijf. En van deze specialisatie hangt
onze industriële toekomst af. Moet de toe
levering dus zoals tot nu toe vanuit Rotterdam
duur en ongemakkelijk blijven plaats
vinden. Nee! Dus maar weer wat woningen
uit ons contingent je toegewezen! Is het teveel
gevraagd als wij wat meer belangstelling
vragen voor onze gunstig gelegen provincie-
delen? Zo niet: laat dan het contingent ver
hoogd worden; het gaat om aantallen, die
voor „Holland" kruimels betekenen. Maar
ook: laat het Rijk ons helpen bij de ontwikke
ling van deze streken. Het uitgevoerde Delta
plan zal ons dan voorbereid vinden.
Drs M. C. Verburg
12