ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i bijzonder hardhandig wakker geschud door oorlog, verwoesting en inundatie, met als extra por: de stormramp 1953. Sindsdien is de rust uit Zeeland heen en helaas ook veel van de oude schoonheid. Toch moeten wij dit niet te tragisch nemen. Het leven is dynamisch; stilstand betekent immers achteruitgang. En we willen toch vooruit. Deze drang speuren we allen bij onszelf, ook al vragen wij ons wel eens tevergeefs af: waarom eigenlijk? Maar in de plaats van oude schoonheid kan nieuwe schoonheid geboren worden. En zien we al niet de contouren van een nieuw Walcheren rijzen? Overal in Zeeland klopt heftig de polsslag van het leven. In snel tempo voltrekken zich uitgestrekte herverkavelingen van een omvang groter dan ooit in ons gehele land zijn voor gekomen. Fel grommen de draglines, bij tien tallen tegelijk, om de landbouwgronden voor optimale productie gereed te maken. De industrie in Zeeland klaagt evenals elders over een tekort aan arbeiders. Maar er is werk, veel werk. Geen duizenden werk lozen meer, zoals voor het uitbreken van de oorlog in 1940, die een benauwend aspect gaven aan de voor-oorlogse rust in Zeeland. Het was dit benauwend aspect, nog ver sterkt door de gevolgen van de oorlog, die het aanzijn schonken aan de ietwat berucht ge worden brochure: „Er op of er onder". Veel sombers over Zeeland werd daarin opgesomd. En ik meen nog altijd terecht! Want de hardste klappen waren neergekomen op één van de meest gevoelige delen van Nederland. Is dit misschien een der redenen waarom niettegenstaande de bovengeschetste bedrijvig heid in onze provincie er toch nog zoveel te wensen overblijft? Daar is bijvoorbeeld het demografisch as pect. Nog steeds trekken vele goede Zeeuwen uit onze provincie weg. De landbouw onder vindt hier in de eerste plaats de last van, daar op vele plaatsen een tekort aan landarbeiders dreigt te ontstaan of er zelfs al is. Ook de eenzijdige structuur van de be- staansbronnen bestaat nog ongewijzigd, ook al weer ondanks de grote bedrijvigheid, die in Zeeland heerst. Want wel is het bestaande industriële apparaat gegroeid, maar voorna melijk door uitbouw van de bestaande be drijven. Dit is op zichzelf natuurlijk voortref felijk. Een behoud en een versterking van het bestaande is een eerste eis en vormt het begin voor verdere ontwikkeling. Maar het leert ons en dat is een belangrijke les uit de voorbije tien jaren, dat een structurele verandering van een gebied als Zeeland, niet iets is wat in luttele jaren valt te bereiken, ja zelfs zonder hulp van buitenaf in het geheel niet te be reiken is. Zolang de Regering niet erkent, dat Zee land in zijn industriële ontwikkeling achter gebleven is ten opzichte van de rest van het land, zulks ten detrimente van een homogene uitbouw van de provincie en zolang niet daadwerkelijk steun wordt verleend op grote schaal om industrievestiging mogelijk te ma ken, zolang blijft de vele arbeid, die thans in de provincie allerwege wordt verricht aan de ontwikkeling van Zeeland dit in alge mene zin bedoeld een monnikenwerk, dat niet meer past in deze tijd van efficiëncy en rationalisatie. Het zal duidelijk moeten worden, dat het de Regering ernst is met de „spreiding van industrie". Daarbij zal meer dan vroeger de gedachte moeten voorzitten, dat de structuur van een bepaald gebied, i.e. Zeeland, vraagt om uit bouw van het industriële apparaat. Nu de gunstige conjunctuur in ons land het probleem van de werkgelegenheid ter zijde heeft gesteld, behoeven niet langer incidentele overwegin gen, zoals plaatselijk opvangen van werkloze arbeiders in nieuwe industrieën, de leidende motieven te vormen voor de industrialisatie- politiek. Er is weer een strategisch moment daar, dat aangegrepen zal moeten worden om Zee- 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 22