No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT land, met eventuele andere gebieden in ons land, de kans te geven gelijke tred te houden met de landelijke welvaartsontwikkeling. Mag ik hier nog eens nadrukkelijk onder strepen, dat in dit opzicht geen controverse bestaat tussen onze zo hoog ontwikkelde landbouw in Zeeland en deze industrialisatie pogingen. Voor beide is een zeer goede plaats aanwezig onder onze ruime Zeeuwse luchten, zonder dat de ene aan de andere afbreuk be hoeft te doen. Door vele gemeenschappelijke belangen zullen zij elkaar zelfs kunnen stimu leren. Laat ook hier gezocht worden naar datgene wat vereent en niet naar wat scheidt. Of er dan niets veranderd is in Zeeland? Toch en wel zeer veel. In de eerste plaats de landbouw. De tech nische ontwikkeling, die hier heeft plaats ge had is revolutionair te noemen. Ik behoef daar op deze plaats niet verder op in te gaan. Het vreemdelingenverkeer is uitgegroeid tot een omvang zoals het ongeschonden Zeeland van voor de oorlog nimmer heeft gekend. En wat meer is, de leiding van deze bedrijfstak want dat is het in zijn volle economische betekenis berust thans in handen van vak mensen. Een nog grotere opbloei behoort tot de grijpbare mogelijkheid. Het culturele leven gist de sponning uit. Het werk, dat door de jubilerende tienjarige Zeeuwse Volksuniversiteit, met zijn tientallen stille medewerkers in de gehele provincie ver spreid, is verricht, heeft Zeeland verlost uit zijn cultureel isolement. Uit de grote steden in Holland klinkt soms luid de verbazing als men hoort wat in Zee land op cultureel gebied gebeurt. Voor zeer grote groepen zijn thans de cul tuur-uitingen bereikbaar geworden. Jammer, dat de kansen die geboden worden, niet meer gegrepen worden. Hoe is het moge lijk, vraagt men zich af, dat in deze tijd nog klanken gehoord worden, zoals: naar een concert gaan? nee, dat doe ik niet, dat is mij te deftig! Is dit de nog voortlevende geest van de Geerse's, zoals eerder in dit tijdschrift be schreven? En hoe moet het publiek worden bijge bracht, dat het begrijpen en genieten en dus rijker worden, van kunstuitingen geleerd moet worden, dat men zich daarvoor moet inspan nen. Hoe moet deze gemakzucht, die men zowel bij minder als bij meer ontwikkelden tegenkomt, worden genezen? Het is verheugend te kunnen constateren, dat bij deze Zeeuwse activiteiten de steun van buitenaf allerminst ontbreekt en het zou wel zeer ondankbaar zijn op deze plaats niet te vens naar voren te brengen hoeveel op velerlei gebied door het Rijk voor Zeeland wordt gedaan. Daar zijn de grote inpolderingen van de laatste jaren, de voortreffelijke dienstregeling op de Zeeuwse lijn van de Nederlandse Spoor wegen, ook al staat daarnaast de teleurstelling van de opheffing van een lijn in Zeeuwsch- Vlaanderen. Staat het Drie-eilandenplan niet voor de deur? Zijn de eerste omtrekken van het Deltaplan al niet geschetst? De Staat helpt hier Zeeland op machtige wijze. En toch vragen wij meer, in gepaste onbescheidenheid. Want wat wij vragen is het complement van de grootse werken, die op stapel staan, de hulp die nodig is om de maat schappelijke structuur van Zeeland gezond en gelijkwaardig aan de structuur van ons land te maken. Als het begrip hiervoor in Den Haag ge boren mag worden, dan kan de rest met alle gerustheid aan de Zeeuwen zelf worden over gelaten. Of om met Churchill's woorden uit de oor log te eindigen: „Give us the tools, and we will do the job". Ir M. DE VINK. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 23