Het bataillon „nam" de slikken van het Sloe
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
Militaire geheimen uit het jaar 1909, onthuld door J. C. Nljland
HET was zomer 1909. De Mei-recru-
ten van het Bataillon van het 3 de
(later 14e) Regiment Infanterie, ge
legerd in de kazerne in de Korte Noord
straat hadden de eerste oefening achter de
rug. Onze compagnie lag op de grote zolder
van het oude gebouw met de ingangspoort
langs de Korte Noordstraat, 't Was niet
direct een model-verblijf, vooral niet op
warme dagen.
Op een avond in Juli stond op het dienst-
bord dat een twaalftal manschappen van mijn
sectie, waaronder schrijver dezes, zich de vol
gende morgen om 7 uur op de binnenplaats
moesten melden gekleed in werktenue, brood
en koffie meenemen. Geen wapens. Wij be
grepen niet wat er van ons gevraagd zou
worden, maar het luchtige tenue zonder wa
pens, zonder koppel met patroontassen waarin
de beruchte ijzeren blokken, zonder ransel, dit
alles op zichzelf was al een buitenkansje.
De volgende morgen kwamen we onder
commando van onze sergeant-majoor-instruc
teur die ons een zware handkar uit een loods
liet halen, waarop wij een zes-tal stevige
zware planken laadden. Wij op weg door
het zomerse ochtendlijke stille Middelburg,
met hier en daar reeds enige kleedjeskloppende
gedienstigen (vóór 9 uur nietwaar volgens
politieverordening!). Het ging over de Sta-
tionsbrug richting Sloedam; bij geen onzer
zal ook maar één ogenblik de gedachte zijn
opgekomen om 't ongewoon te vinden met
een zware handwagen met planken heen en
weer naar de Sloedam te wandelen; niemand
dacht hoe gemakkelijk paard-en-wagen ge
weest zou zijn, terwijl motortractie ons een
voudig belachelijk zou zijn voorgekomen. We
waren, wat we nu deden gewoon, een infante
rist was nu eenmaal een loper en je liep, naar
de Sloedam, naar Oranjezon, naar Valkenisse,
naar de schietbanen bij Vlissingen, je liep
overal naar toe. 't Was een ochtend uit
duizenden, een wolkenloze hemel spande zich
over de weelde van het zomerse Walcheren.
Bij de Sloedam aangekomen bogen we over
de zeedijk naar links af en de sergeant-majoor
vertelde ons dat de opdracht was te trachten
over het Noord-Sloe te komen met deze wa
gen. De planken zouden plat op de slikken
gelegd worden en dan telkens de wagen een
paar meter voortrijden en zodoende de over
kant bereiken. Vanzelfsprekend was een dag
uitgezocht dat de eb zo ver gevorderd was
dat we direct aan de slag konden en vóór de
vloed goed zou doorzetten zouden we daar
ginds moeten zijn.
Onze puike stemming van lekker in de zon
lummelende infanteristjes veranderde wel
enigszins na het vernemen van het karwei dat
moest worden opgeknapt. Na schoenen en
sokken om de nek" begonnen we en 't viel
echt niet tegen. De majoor bleek een fijne
neus te hebben voor de meer zandige, harde
plekken, althans verder dan onze enkels zak
ten we niet in de vrij compacte slikken. De
wagen op de planken rijden, wij de achterste
planken naar voren dragen, aansluiten aan
de andere en verder ging 't weer, in een vrij
aangenaam matig tempo. Wel moest meestal
goed naar de minst zachte plekken worden
uitgekeken, 't Begon warmer te worden,
wel ideaal weer, maar de kleding van het
bovenlichaam ging uit. We hadden dit niet
moeten doen. Het opzettelijk laten verbranden
van de huid was nog geen mode, en niemand
22