Landbouw-evolutie in Zeeland No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT door Mr J. F. G. Schlingemann ENIGE weken geleden bezocht de am bassadeur van Pakistan, Begum Lia- quat Ali Khan, enkele delen van Zeeland. Een van de dingen, die grote indruk op haar maakte, was het mooie, weidse boe renlandschap en het hoge peil van de land bouw. Hiermede bewees zij een goed opmer kingsvermogen te hebben. Want Zeeland heeft een uitgesproken agrarisch karakter en de landbouw staat op een hoog peil. De vruchtbare Zeeuwse zeekleigronden worden goed benut en dit brengt welvaart voor de bewerkers en daardoor voor velen in deze provincie. Gaat het de boeren goed, dan pro fiteren daarvan immers handel, middenstand en vele vrije beroepen. Natuurlijk is een vruchtbare grond de eer ste vereiste voor een welvarende boerenstand. Maar daarnaast moet de vakbekwaamheid ervoor zorgen, dat de boeren de hoogst mo gelijke opbrengsten uit hun akkers halen. Het is bekend, dat juist de Nederlandse boeren per oppervlakte-eenheid zeer hoge rendemen ten weten voort te brengen. Voor sommige gewassen staan wij zelfs aan de top van 's we relds ranglijst. Deze resultaten, die mede wor den behaald door de Zeeuwen, zijn het gevolg van drie factoren, die weer nauw met elkan der in verband staan. Als eerste factor noemen wij de grote ont wikkeling van het landbouwonderwijs. Zeer terecht heeft men aan het einde van de vorige eeuw ingezien, dat men het peil van de Ne derlandse landbouw slechts omhoog kon bren gen, wanneer men met het begin van alle vooruitgang begon. Men stuurde de „wandel leraren" op stap en reeds spoedig daarna wer den de eerste landbouwwinterscholen opge richt. Zeeland kwam hierbij niet achteraan. Een der eerste scholen werd in Goes gesticht, zodat deze in 1953 haar zestigjarig bestaan kon vieren. Wij zien thans een stelsel van onderwijs, bestaande uit tal van cursussen, uit de lagere landbouwscholen, de landbouwwin terscholen, de middelbare landbouwscholen en de Landbouw Hogeschool, dat aan ieder de gelegenheid biedt zich de elementaire kennis van vele landbouwvakken eigen te maken. Het volgen van landbouwonderwijs is niet verplicht, doch men zou in de tegenwoordige tijd geen goede boer kunnen zijn zonder dit onderwijs. De tweede factor is de zeer uitgebreide landbouwvoorlichting. De technische voor lichting geschiedt in hoofdzaak door de Rijks- landbouwvoorlichtingsdienst, die, onderver deeld in tal van takken, de boeren door mid del van lezingen, artikelen, persoonlijke be zoeken enz. met nieuwe methodes en met de nieuwste wetenschappelijke vindingen op de hoogte brengt. Deze gehele voorlichting zou zonder de eerstgenoemde factor vrij waarde loos zijn. De derde factor is het organisatieleven van de boeren zelve. Wij bedoelen hiermede zowel de landbouworganisaties als de coöperaties en daarnaast tal van technische organisaties. De invloed van al deze organisaties op de ont wikkeling van onze landbouw is groot ge weest en is dat nog. Zij spelen zowel bij het onderwijs als bij de voorlichting een belang rijke rol. De drie genoemde factoren hebben er toe medegewerkt de Nederlandse landbouw te brengen op een peil, dat in vele landen niet bereikt kon worden. Dit heeft mede tot ge volg, dat de kostprijzen van onze landbouw producten lager liggen, dan in al onze na buurlanden. Een punt, dat wel eens onder de aandacht gebracht mag worden van allen, die buiten de agrarische sfeer leven en werken. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 31