Zeeland heeft thans eigen muziekschool
No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
volgende nummers van dit tijdschrift aan dit
onderwerp speciale aandacht besteed zal wor
den, volstaan wij met het probleem te noemen.
Er blijft dus nog genoeg werk aan de win
kel. Allen, die hiermede te maken hebben,
zullen hun beste krachten aan deze zaken
blijven wijden, opdat eventuele bezoekers ook
in de toekomst hun bewondering voor de
Zeeuwse landbouw kunnen blijven uitspreken.
Volledig onderwijs in zeven gemeenten
door Henk Stam
IN de geschiedenis van het Zeeuwse Culturele leven zal de 28ste December van het jaar
1954 steeds gedenkwaardig blijven. Ten kantore van Notaris R. Batten te Middelburg
passeerde namelijk op die dag de acte, waarbij de Stichting Zeeuwse Muziekschool in
het leven werd geroepen. Als groep symboliseerden de comparanten de samenwerking tussen
de instanties, welke het jonggeboren muziekinstituut het leven inbliezen en in de toekomst
zullen hoeden: Voor de provincie de Commissaris der Koningin in Zeeland, Jhr Mr A. F. C.
de Casembroot, voor de gemeente Oostburg de burgemeester, Mr K. Hoekzema, voor de ge
meenten Middelburg, Vlissingen, Goes, Zierikzee, Hulst en Tholen als gemachtigde Mr J. F.
Hornstra, directeur van de Stichting Zeeland voor Maatschappelijk en Cultureel Werk, en
als getuigen traden op de heren Henk Stam en N. A. van Wijk, respectievelijk directeur en
administrateur der Zeeuwse Muziekschool.
De gedachte aan een breedopgezette alge
mene muzikale ontwikkeling van zo groot
mogelijke bevolkingsgroepen leeft tegenwoor
dig algemeen en vindt ondermeer uitwerking
in het doelbewust aan het leerplan toevoegen
van de muzikale opvoeding als facet van de
harmonische ontplooiing van de kinderziel op
de lagere en middelbare scholen en gegeven
het feit, dat het uiteindelijk te stellen ideaal
hierbij althans voorlopig nog niet is te ver
wezenlijken in het stichten van volks
muziekscholen.
Op deze muziekinstituten ligt overeen
komstig de nieuwe inzichten, welke op ieder
gebied van het onderwijs geleidelijk aan veld
winnen niet het zwaartepunt op het africh
ten van „concerterende instrumentalisten in
de dop", maar op het algemeen vormend
muziekonderwijs, waarbij de activering van de
muzikale „dadendrang" voorop staat en
waaraan ieder kind in klasseverband en dus
zonder dat er te hoge kosten aan zijn verbon
den, kan deelnemen. De enorme belangstelling
welke voor deze vorm van muziekonderwijs
bestaat, men denke t.o. aan de Middelburgse
Zangschool van de Kon. Ver. „Uit het Volk-
Voor het Volk", toont aan hoezeer deze op
zet in de spreekwoordelijke behoefte voorziet.
De hoofdschotel van de vroegere muzikale
opleiding is als het ware tot de reeks van
nevengangen verschoven. Het instrumentale
onderwijs wordt zo tot één van de vruchten,
welke men uit de nieuwe kweek kan plukken.
Deze opvatting is dan ook nadrukkelijk
vastgelegd in de door de Rijksmuziekinspectie
vastgestelde richtlijnen voor van rijkswege ge
subsidieerde muziekscholen, aan welke insti
tuten met de traditionele „pianoles" eerst kan
31