Commissaris der Koningin in Zeeland
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
JONKHEER MEESTER AUGUSTE FRANQOIS CHARLES
DE CASEMBROOT is de dertiende op de lijst van Gouver
neurs en Commissarissen der Koningin in de provincie Zeeland.
De Dertiende. Maar zonder twijfel is hij de eerste onder hen op
het stuk van gewestelijke kennis bij de aanvang van de ambtsperiode.
Zijn huis stond in Middelburg, op de Loskade vlakbij de toen
malige aanlegplaats van de provinciale boot naar Zierikzee. Dat
betekende een eerste en vroege kennismaking met een provinciaal
probleem: de bootdiensten, een vraagstuk waarover door Zeelands
Staten bij tijd en wijle nog wel eens wordt gesproken. Die
kennismaking was overigens niet oppervlakkig, want nog altijd weet
jhr. De Casembroot precies, welke schepen van de provinciale vloot
toen dienst deden. Tweemaal daags vertrokken zij van de Loskade
dat was voor de kleine Middelburger het eerste aanrakingspunt
buitenshuis met een provinciale dienst. Maar daarnaast waren er vele
contacten binnenshuis: zijn vader was lid van Gedeputeerde Staten,
een oom regeringscommissaris voor de bootdiensten en een broer
ambtenaar op de provinciale griffie. De kennis van Zeeland en zijn
vraagstukken werden de huidige Commissaris der Koningin met de
paplepel ingegeven, zoals men dat pleegt te zeggen. En in zijn later
leven werd deze kennis steeds verder verdiept en verbreed: inder
daad, op dit stuk is hij zeker nummer één van de lijst.
DE vader van de Commissaris was dus Gedeputeerde: Jhr mr E. A. O. de Casem
broot, die een zetel in het dagelijks bestuur der provincie bezette van 1895 tot
1921. In de loop der eeuwen heeft de familie De Casembroot vele regenten gekend,
zodat met recht in een biografie van de Commissaris der Koningin mag worden vermeld:
hij stamt uit een oud Zeeuws regentengeslacht." Maar als men zo'n zinnetje leest,
dan kan er een verkeerde indruk worden gevestigd, want bij de woorden „oud regenten
geslacht" denkt men onwillekeurig terug aan schilderijen van bestuurders, zoals zij er eeuwen
geleden uitzagen. Deftige heren in het zwart, ernstig en vermanend voor zich uitstarend,
mannen, die uitmuntend pasten in de tijd, waarin zij leefden, maar die in onze dagen
zeer vreemd zouden opkijken. En Jonkheer De Casembroot, hoogste gezagdrager in dit
waterrijk gewest, lijkt niet op een regent van de oude stempel, integendeel: hij is een
dynamisch mens, die de onstuimige harteklop van deze tijd voelt als weinig anderen en
geheel en al twintigste-eeuwer is. Hij is er de man niet naar om op zijn stoel te blijven
zitten, neen, hij doorkruist zijn ambtsgebied van Noord naar Zuid en van Oost naar West
en er zijn maar weinig Zeeuwen, die hem niet kennen. De ene dag ziet ge hem ergens
op Schouwen met burgemeesters spreken over hun zorgen, de andere dag verdiept hij zich
met de Waterstaatsingenieurs in de problemen rond het Zwin. Hij ontvangt de Koningin
en spreekt met haar ministers, hij leidt de Statenvergadering en opent een nieuw ge
meentehuis Men zou zo nog enige tijd kunnen doorgaan, maar het is beter deze activi-
Regent,
maar
bovenal
Zeeuw
2