No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT geweld, Schouwen-Duiveland en Tholen krijgen inundaties. Daarna herstel en vernieuwing. Pas langzaamaan gaat het de goede kant op de naoorlogse worsteling om industrie en vooral bouwvolume is begonnen. Maar dan breekt het rampjaar 1953 aan. Dood en verschrikking waren rond over de eilanden en in Zeeuwsch-Vlaanderen en van de mannen aan de top wordt het uiterste gevraagd. De Commissaris der Koningin spaart zichzelf niet, overal ziet men hem: met prinses Wilhelmina op Noord-Beveland, in Zierikzee en Stavenisse, op Wal cheren en Zuid-Beveland. Hij is te Rilland tussen de soldaten, die verwoed vechten bij de Vierde Weg. Bij de Schouwse dijk, waar het water ter hoogte van Kakkersweel de droge corridor bedreigt. Met de inwoners van Zierikzee gaat hij ter kerke en met hen zingt hij het „Wat de toekomst brenge moge...." Als de Waterstaat van het defensief overgaat in het offensief, ontbreekt hij niet op het appèl, bij Schelphoek niet en bij Ouwerkerk niet. De Koningin leidt hij vier, vijf, zes maal rond in zijn provincie. Dan vliegt hij naar Zuid- Afrika om het volk daar te danken voor de hulp, die het tijdens die moeilijke dagen gaf. Op de terugreis stapt hij uit in Rome om er besprekingen te voeren met het Rode Kruis, later houdt hij in Zweden lezingen over de ramp Maar als men hem vraagt, of hij niet liever in een rustiger tijd zijn ambtsperiode zou hebben gehad, dan klinkt weer dat resolute antwoord: „Géén sprake van. Ik heb gelukkig nog nooit een „gewone" tijd gekend. Afgezien van alle ellende, door oorlog en ramp ontstaan, ben ik blij, dat ik dit alles juist nu mag doen!" Een dynamisch mens. Maar ook een man, die rustig luisteren kan naar wat anderen zeggen. Wanneer de Staten van Zeeland bijeen zijn en vele sprekers politieke en provinciale problemen diepgaand behandelen, dan wordt de aandacht in de Abdijzaal voor een bepaalde woordvoerder wel eens wat minder. Sommige Statenleden verlaten hun plaats, converseren met collega's, men loopt soms naar de tafel van Ged. Staten om te overleggen, kortom het beeld, zoals men dat kent in de vertegenwoordigende lichamen. Maar bij één man verslapt de aandacht niet: jhr De Casembroot luistert intensief naar alles wat er wordt gezegd en bijna nooit zal hij daarbij de spreker uit het oog verliezen. En ook tijdens een gesprek in zijn werkkamer of thuis, laat hij zijn bezoeker rustig zijn mening ontvouwen. De kunst van het luisteren verstaan slechts weinigen, maar Zeelands Commissaris behoort onder hen Een bewogen mens. In de rampperiode, toen hij polderbestuurders uit de getroffen gebieden terugzag, bestuurders met wie hij meer dan twintig jaar lang contacten onderhield, eerst als secretaris van de Polderbond, later als Commissaris, was hij vaak diep ontroerd. Maar dat duurde slechts kort, want onmiddellijk vroegen zaken van het ogenblik de aandacht. En lakoniek kon hij later opmerken: „Te grote ontroering is niet goed. Daar slijt een mens van. Dat kost kolen!" Jonkheer meester Auguste Franqois Charles de Casembroot, Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland. Over hem handelde dit artikel. Regent en mens. Maar bovenal: Zeeuw! de K. Onderschriften foto's: Omvangrijk is de representatieve taak van de Commissaris der Koningin: het uitreiken van een onderscheiding (l), het overhandigen van prijzen op een landbouwtentoonstelling (2), het leiden van vergaderingen in de Statenzaal (3), de Koningin rondleiden tijdens werkbezoeken (4), het gelukwensen van een oudste inwoonster (5), officieel gastheer zijn van het Koninklijk Gezin (6), schieten met de handboog (7), en het openen van een weg (8)Ziehier enige flitsen van deze uitgebreide taak. (Foto's werden welwillend beschikbaar gesteld door de Provinciale Zeeuwse Courant). 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 7