No. 3/4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Met deze onvolledige opsomming zal wor
den volstaan. Het spreekt vanzelf, dat boven
dien nog talrijke thans bij laagwater droog
vallende zandplaten en smalle stroken vóór
de bestaande dijken tezijnertijd kunnen wor
den bekaad. Een deel van de zandplaten, spe
ciaal de grofzandige, zullen vermoedelijk in
aanmerking kunnen komen voor natuurreser
vaat (v.ogelbroedplaatsen); op een ander deel
zal griend-, riet- en biezencultuur kunnen
worden bedreven.
Het totstandkomen van de kleinere inpol
deringen vóór de bestaande dijken zal vaak
kunnen samenvallen met bedrijfssanering (ruil
verkaveling) van het achterliggende gebied.
In het voorgaande zagen we welke directe
landwinstmogelijkheden schuilen in de afdam
ming der zeearmen. Niet minder belangrijk
echter is de indirecte landwinst. Volgens de
„Commissie ter bestudering van de ruimtelijke
ordening in de Landbouw" ondervindt in
Z.W.-Nederland rond 160.000 ha cultuur
grond schade door verzilting en verdroging.
Hierbij bedraagt de oogstdcpressie tenminste
15 bij 40.000 ha zelfs meer dan 25 °/o.
Wanneer de zoetwaterboezems een oppervlak
te zullen behouden van totaal 50 a 60.000 ha,
kan de bruto-opbrengstverhoging door de op
heffing van de verzilting op rond 8 millioen
en van de verdroging op rond 40 millioen
gulden per jaar worden gesteld. Hierbij is
uitgegaan van de gedachte, dat het water in
het voorjaar zo hoog wordt opgezet, dat daar
aan in de zomer een schijf van 54 cm dikte
zal kunnen worden onttrokken, waarmede
over 160.000 ha een opbrengstverhoging van
15 °/o of meer zal'worden verkregen. Dit be
tekent op zijn minst een indirecte landwinst
15
van 1X 160.000 24.000 ha.
100
Resumerende kan worden gezegd, dat voor
het besproken gebied de uitvoering van de
Deltaplannen van enorme economische bete
kenis zal zijn ten aanzien van landwinst en
landverbetering.
's-Gravenhage, 2 Mei 1955.
LITERATUUR
Bruggeman A.TNieuw land; overzicht van onze landaanwinning
Bericht no. 2 van de Ned. Vereniging van Land
aanwinning. 1953.
Commissie ter bestudering van de ruimtelijke ordening in de Landbouw.
Belangen van Landbouw en Visserij bij de afslui
ting van de zeegaten in Zuidwestelijk Nederland.
1954.
Kalkwijk P. W. De landaanwinning in het Zuider-Sloe. Weg- en
Waterbouw, no. 9-10, 1954.
Mesu F. P. Het belang van de landbouw bij de afsluiting der
zeegaten. Bericht no. 4 van de Vereniging van
Landaanwinning. 1954.
Verboeven A. G. Bevordering der landaanwinning in en inpoldering
van een gedeelte van het Zuider-Sloe. 1951. Voor
dracht Kon. Instituut v. Ingenieurs no. 36.
Vlam A. W. Historisch-morfologisch onderzoek van enige
Zeeuwse eilanden. 1943-
Afb. 4. Het afgedamde Zuiderdiep ten Zuiden van
de Plaat van Scheelhoek door middel van een rijzen
kistdam. Op de achtergrond het vaste land van
GoerceOverflakkee.
79