Hoe denkt de Zeeuwse oester- en mosselkweker over het Deltaplan ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 Moeten de vissers het offer werkelijk brengen door A. C. Willemsen, burgemeester van Yerseke. HET is geen geheim dat ik tegen het Deltaplan ben, zoals dit in het derde interim-rapport is voorgesteld. Het was echter meestal in een vraaggesprek of op een bijeenkomst, waarin de voorstanders ruimschoots hun bekende argumenten naar voren konden brengen, dat ik slechts in een kort debat gelegenheid kreeg de stem der vissers te laten klinken. Hoewel, voor de objectiviteit der weergave van beide standpunten wat laat, krijg ik dan nu de gelegenheid in het „Zeeuws Tijdschrift" de visie van die bevolkings-, groep in Zeeland in het kort naar voren te brengen. Gezien de ruimte, die beschikbaar wordt gesteld, moet ik mij nog erg beper ken; ik kan namelijk niet volstaan met op het belang der visserij alleen de aandacht te vestigen maar wens evenzeer de argumenten der voorstanders onder de loupe te nemen. Wanneer ik soms hier of daar een scherpe toon mocht aanslaan, dan moet men dit mij maar vergeven; als een varken gekeeld wordt, schreeuwt-ie en nie mand verlangt dat dit geluid harmonisch zal zijn. Verschillende voorstanders liggen er ook niet wakker van als de visserij in Zeeland zou moeten verdwijnen. DE directeur van het E.T.I. in Zee land, een instituut, dat ook de vis serij als belangrijke bestaansbron in onze provincie onder zijn bescherming behoort te nemen, schrijft in de „Vakbeweging" van het N.V.V., geïllustreerd met een somber uit ziende Arnemuidse visser: „De vissers zullen het offer moeten brengen." Gelukkig dat niet iedereen in Nederland er zó over denkt. Op de Visserijdag in 1954 te 's-Gravenhage gehouden, zei een der sprekers „handelend over de belangstelling voor de visserij: „Deze belangstelling, die gelukkig groeiende is in ons land, is van een betekenis, die eigenlijk ver uitgaat en naar mijn me ning ook ver uit moet gaan boven het be lang, dat men aan de visserij kan toekennen aan de hand van concrete cijfers. Wij maken immers wel eens een vergelijking tussen de verschillende bedrijfstakken in Nederland, de industrie, het verkeer, de visesrij, de land bouw, enz. Daarbij zijn de economen, of mis schien mag ik zelfs wel zeggen de econometris ten, eigenlijk gewend om in grafieken en staat jes bepaalde bedrijfstakken min of meer terug te drukken tot een niveau, dat deze naar hun mening zouden moeten hebben gezien export belangen, totale productie, aandeel in het na tionale inkomen en wat dies meer zij. Ik ben er echter van overtuigd dat, indien wij het vraagstuk van de betekenis van de Nederlandse Visserij langs dien weg benade ren, een grote fout zou worden gemaakt. De betekenis der visserij gaat in wezen ver uit boven dergelijke concrete cijfers en wel in de eerste plaats, omdat zij een bedrijfstak is, die volkomen past in het geheel van het Ne derlandse maatschappelijk leven. Zij is als zo- 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 20